Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3556/GV, 26 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:26-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3556/GV

betreft: [klager] datum: 26 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 september 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. Z. Yeral om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft belang bij strafonderbreking. In de dagvaarding wordt een dwangsom van € 1000,= gevorderd voor elke dag dat klager wacht met het ontruimen van het pand. Ook raakt klager zijn privéspullen
kwijt.
Klager wil de zitting van de kantonrechter in de civiele procedure bijwonen. Klagers advocaat heeft het CJIB en het OM gevraagd de gijzeling tijdelijk te onderbreken, doch klager moest zich tot de directeur van de inrichting wenden. Klager bevindt zich
in een nachtmerrie. Klager heeft alleen bezoekmomenten in het weekend. Het kantongerecht wist niet dat klager gedetineerd was. Klager komt niet in aanmerking voor een toegevoegde advocaat en hij heeft geen geld om een advocaat te betalen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is gedetineerd op de titel van lijfsdwang. Klagers zakelijke aangelegenheden kan hij per telefoon, bezoek en post regelen. Hij heeft deze mogelijkheden niet benut,
waardoor de noodzakelijkheid van een strafonderbreking niet aanwezig is. Uit de dagvaarding blijkt dat het kantongerecht op de hoogte was van de detentie van klager. Het kantongerecht heeft echter geen transport geregeld, waardoor geconcludeerd kan
worden dat de aanwezigheid van klager bij de zitting niet noodzakelijk werd geacht. Klager had zich ter zitting kunnen laten vertegenwoordigen door een raadsman, schriftelijk zijn reactie kunnen geven of om uitstel kunnen vragen.

Op klagers verlofaanvraag heeft de directeur van de locatie Torentijd te Middelburg negatief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager is gedetineerd vanwege een aan hem opgelegde lijfsdwang van 540 dagen. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf te ondergaan van in totaal negen maanden en een subsidiaire hechtenis van zeven dagen. De einddatum van klagers detentie valt op of
omstreeks 18 juli 2016.

Op grond van artikel 1 onder q van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting in verbinding met artikel 1 onder s en t van de Pbw is strafonderbreking tijdens de tenuitvoerlegging van lijfsdwang niet mogelijk. Immers, de lijfsdwang is een
vrijheidsbenemende maatregel en geen vrijheidsstraf, zoals ook blijkt uit artikel 36e, tiende lid van het Wetboek van strafrecht. Het beroep dient reeds om die reden ongegrond te worden verklaard.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat klager in voorkomende gevallen en voor zover hij voldoet aan de daarvoor geldende vereisten een verzoek om incidenteel verlof kan indienen bij de directeur van de inrichting.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 26 november 2014

secretaris voorzitter

Naar boven