Nummer : 14/2108//SGA
Betreft : gedetineerden van unit 7 van de p.i. Vught (afdelingen C, D, F) datum: 20 juni 2014
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een drietal bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschriften van
de gedetineerden van unit 7, respectievelijk van de afdelingen C, D, F, van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, verder verzoekers te noemen.
Verzoekers vragen om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 12 juni 2014, inhoudende het niet langer toestaan van een
Playstation 2 (spelcomputer) in de cel en deze niet meer mogen invoeren.
Gelet op hetgeen hierna zal worden overwogen, heeft de voorzitter geen inlichtingen opgevraagd bij de directeur dan wel bij de beklagcommissie.
1. De beoordeling
Artikel 60, eerste lid van de Pbw luidt: “-1. Een gedetineerde kan bij de beklagcommissie beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing.” Artikel 1 van de Pbw luidt: - voor zover hier van belang - : “Voor de
toepassing van deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder: a. (...) e. gedetineerde: een persoon ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel in een inrichting plaatsvindt; (...)
Het beklag is gemeenschappelijk ingediend door de gedetineerden van unit 7 van de p.i. Vught, respectievelijk van de afdelingen C, D en F van de p.i. Vught betreffende de beslissing van de directeur om niet langer een Playstation 2 op cel toe te staan
en deze ook niet meer te mogen invoeren. Het beklag betreft daarmee geen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw.
Verzoekers kunnen derhalve niet in hun verzoek worden ontvangen.
De voorzitter overweegt hierbij ten overvloede dat van een ontvankelijk verzoek sprake zou kunnen zijn indien gedetineerden ieder afzonderlijk een klacht en schorsingsverzoek indienen dan wel indien er machtigingen worden overgelegd waaruit blijkt dat
namens andere gedetineerden een klacht en schorsingsverzoek zijn ingediend. Uit die klacht en/of het schorsingsverzoek dient voorts te blijken dat de beslissing van de directeur van invloed is (geweest) op de situatie van de betreffende gedetineerde
(bijvoorbeeld omdat die beslissing tot gevolg zal hebben dat de spelcomputer uit de cel van die gedetineerde wordt verwijderd).
2. De uitspraak
De voorzitter verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek.
Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 20 juni 2014
secretaris voorzitter