Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3701/GV, 26 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:26-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3701/GV

betreft: [klager] datum: 26 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Meus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 oktober 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
In klagers geval is sprake van een relatief beperkt strafrestant nu de einddatum van detentie is gesteld op 30 juli 2015. Deze datum kan nog worden vervroegd door betaling van een aantal geldboetes en maatregelen. Uit het advies vrijheden van 19
augustus 2014 blijkt dat zowel de politie, het openbaar ministerie (OM) als de inrichting positief hebben geadviseerd, wanneer bijzondere voorwaarden worden opgelegd gedurende het verlof. Klager heeft geen bezwaar tegen toepassing van bijzondere
voorwaarden zoals een locatieverbod middels elektronisch toezicht. Op klagers gedrag in detentie is niets aan te merken.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft zich in 2009 onttrokken tijdens detentie en hij is in februari 2014 aangehouden door de politie. Klager heeft zich derhalve gedurende vier jaar en vier maanden aan detentie onttrokken en hij heeft zelf geen actie ondernomen om de nog
openstaande straf uit te gaan zitten. Er bestaat een ernstig vermoeden dat hij wederom zal proberen zich aan de detentie te onttrekken. Klager is onbetrouwbaar gebleken in het nakomen van afspraken en de selectiefunctionaris heeft geen vertrouwen in
een
goed verloop van het verlof. Het toepassen van elektronische detentie zal deze risico’s niet kunnen verkleinen. Klager heeft recidive op het gebied van oplichting en verduistering. Klagers verzoek tot detentiefasering is afgewezen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyder Bos heeft op 23 september 2014 positief geadviseerd ten aanzien van klagers verlofaanvraag onder voorwaarde dat klager wordt gecontroleerd middels GPS. Het OM heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlening
van
verlof onder de voorwaarden zoals door de reclassering in haar rapport van 26 juni 2014 genoemd.
De politie heeft geen bezwaar.

3. De beoordeling
Klager heeft een gevangenisstraf van 240 dagen met aftrek, wegens verduistering en flessentrekkerij en een schadevergoedingsmaatregel op grond van de wet Terwee van 101 dagen ondergaan. Thans is hij gedetineerd wegens een opgelegde maatregel op grond
van de wet Terwee van 99 dagen. Aansluitend dient hij vervangende hechtenis vanwege een tweetal opgelegde taakstraffen van in totaal 44 dagen, lijfsdwang van 120 dagen in verband met een ontnemingsvordering van € 12.433,26 en vervangende hechtenis op
grond van de Lex Mulder van in totaal 28 dagen te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 4 maart 2015.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit de stukken is gebleken dat klager zich eerder tijdens een regimair verlof in 2009 heeft onttrokken aan detentie. Klager is op 12 februari 2014 door de politie aangehouden. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse
contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Het risico bestaat dat klager zich zal onttrekken aan detentie. Derhalve kan de beslissing van de
Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 26 november 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven