Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2689/GA, 19 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:19-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2689/GA

betreft: [klager] datum: 19 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in art. 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 24 juli 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsman en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 6 november 2014, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag, voor zover in beroep aan de orde, betreft de degradatie van het plusprogramma (groen) naar het basisprogramma (rood).

De beklagcommissie heeft het beklag formeel gegrond verklaard en bepaald dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 2,50 op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
Uit art. 1d, derde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing (de Regeling) volgt dat de directeur een belangenafweging had moeten maken. De “Handleiding Toetsingskader promoveren en degraderen” geldt daarbij als leidraad. Uit paragraaf
2.5 van voornoemde handleiding dient te worden beoordeeld of sprake is van structureel gedrag. In dit geval is sprake van incidenteel gedrag, hetgeen geldt als “oranje” gedrag. De beklagcommissie is uitgegaan van structureel gedrag, omdat klager in
december 2013 eerder disciplinair is gestraft voor softdrugsgebruik. Er moet echter een parallel worden getrokken met het Drugsontmoedigingsbeleid. Volgens het Drugsontmoedigingsbeleid wordt drugsgebruik na drie maanden bestraft conform een eerste
gebruik. De disciplinaire straf die aan klager is opgelegd, is conform het eerste gebruik. Klager ziet niet in waarom in het kader van promotie- of degradatiebeslissingen een langere termijn gehanteerd moet worden.

De directeur heeft in beroep verwezen naar het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.

3. De beoordeling
Op grond van art. 1d, derde lid, van de Regeling kan de directeur besluiten tot degradatie indien de gedetineerde, die is gepromoveerd, op een van de onderdelen van goed gedrag verzaakt. Volgens de nota van toelichting bij de Regeling leidt ongewenst
en
dus rood gedrag in beginsel tot degradatie. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur hierbij een afweging dient te maken.
Uit het dossier blijkt dat klager in december 2013 disciplinair is gestraft wegens softdrugsgebruik. Op 21 april 2014 is klager wederom disciplinair gestraft voor soortgelijk gebruik. In dit geval is de vraag of sprake is van een patroon van ongewenst
gedrag of van een incident. Teneinde te voorkomen dat een gedetineerde op een incidentele gedraging wordt beoordeeld, dient de directeur naast de feiten en omstandigheden van het ongewenste gedrag, mee te wegen het structurele gedrag van de betrokken
gedetineerde, waarin alle onderdelen van goed gedrag worden meegenomen.
Net als de beklagcommissie oordeelt de beroepscommissie dat de bestreden beslissing gebrekkig is gemotiveerd. Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie als volgt. In het Drugsontmoedigingsbeleid (DOB) van 1 oktober 2008 (DJI sectordirectie
gevangeniswezen) is op pagina 13 een strafschema opgenomen. Geconstateerd softdrugsgebruik wordt de eerste keer disciplinair gestraft met drie dagen afzondering op eigen cel zonder televisie. Indien sprake is van een tweede positieve uitslag binnen
drie
maanden, dan volgt een disciplinaire straf van vijf dagen afzondering op eigen cel zonder televisie. Vast staat dat in casu sprake is van een positieve uitslag na drie maanden sinds de vorige. De beroepscommissie neemt voor haar beoordeling als
uitgangspunt het DOB op grond waarvan gebruik na drie maanden niet als recidive voor de bestraffing wordt aangemerkt. In lijn hiermee oordeelt de beroepscommissie, anders dan de beklagcommissie dat sprake is van een nieuw incident en niet van een
patroon van ongewenst gedrag. Gezien het voor overwogene dient het beklag ook materieel gegrond verklaard te worden. Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, komt klager een tegemoetkoming toe.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag (materieel) gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 30,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. U.P. Burke en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven