nummer: 14/2511/GA
betreft: [klager] datum: 12 november 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 3 juli 2014 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 7 oktober 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie De Schie, gehoord.
Klager heeft, blijkens een schriftelijke verklaring van 7 oktober 2014, afstand gedaan van het recht om ter zitting te worden gehoord.
Klagers raadsman, mr. S.L.J. Jansen, is hoewel hij daartoe behoorlijk was opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft klagers plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (GVM-lijst) en de omstandigheid dat de directeur klager niet na een maand een nieuwe schriftelijke mededeling heeft uitgereikt met betrekking tot
de voortduring van de, in verband met klagers plaatsing op de GVM-lijst, opgelegde toezichtmaatregelen.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klager geen tegemoetkoming toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft zijn beroep niet toegelicht.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De directeur heeft de toezichtmaatregelen opgelegd voor de duur van zes maanden. Maandelijks worden alle gedetineerden aan
wie toezichtmaatregelen zijn opgelegd, besproken. Ook worden de gedetineerden maandelijks gehoord, tenzij de gedetineerde zelf aangeeft dat maandelijks horen niet nodig is. Indien sprake is van een wijziging in de toezichtmaatregelen, neemt de
directeur
een nieuwe beslissing. Indien geen sprake is van een wijziging, gebeurt dit niet. In geval van klager is de schriftelijke mededeling met betrekking tot de beslissing tot voortduring van de toezichtmaatregelen iets meer dan een maand na oplegging
daarvan
aan klager uitgereikt. In verband met vakantie was besloten het toetsingsmoment op te schuiven. Volgens de directeur is echter nog steeds sprake van een maandelijkse toetsing nu ‘maandelijks’ betekent één keer per maand. Het komt niet op een dag.
3. De beoordeling
Nu de beklagcommissie het beklag reeds gegrond heeft verklaard en de directeur geen beroep heeft ingesteld, kan in beroep alleen de beslissing van de beklagcommissie om geen tegemoetkoming aan klager toe te kennen aan de orde zijn.
Aan klager zijn bij beslissing van 9 april 2014 toezichtmaatregelen op gelegd. Op 20 mei 2014 heeft de directeur klager een schriftelijke mededeling uitgereikt van de beslissing tot voortduring van de toezichtmaatregelen. De beroepscommissie overweegt
dat zij zich kan verenigen met de beslissing van de beklagcommissie om geen tegemoetkoming toe te kennen nu niet gebleken is dat klager door deze handelwijze van de directeur in zijn belangen is geschaad.
Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat voor zover het beklag ook ziet op plaatsing van klager op de GVM-lijst, hier door de beklagcommissie niet op is beslist. De beroepscommissie verwijst in zoverre naar de uitspraak van de beklagcommissie
ten
aanzien van klager in S-20-14-000350 en het daartegen ingestelde beroep met nummer 14/2594/GA.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. P.A.M. Mevis, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 12 november 2014
secretaris voorzitter