nummer: 14/3911/GV
betreft: [klager] datum: 12 november 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 17 oktober 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Door de Nederlandse staat wordt niet erkend dat Winti cultuur te maken heeft met de slavernij. Klager snapt niet waarom hij over vijf maanden wel kan worden geplaatst in een zeer beperkt beveiligde
inrichting en thans niet in aanmerking komt voor strafonderbreking. Klager verblijft al 7,5 jaar in detentie, heeft nog nooit problemen gehad binnen de inrichting en verblijft in het plusprogramma. De selectiefunctionaris stelt dat de wassingen in een
inrichting kunnen plaatsvinden, maar niet ingezien wordt dat er veel bij komt kijken. Klagers familie komt uit Suriname van 26 oktober 2014 tot 27 november 2014 en klager zou graag in die periode bij hen willen zijn.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft eerder in een inrichting wassingen ondergaan en ook nu is hem gevraagd een mogelijkheid hiertoe met een geestelijk verzorger te bespreken. Klager wil echter de wassingen niet in de inrichting ondergaan. Het ondergaan van wassingen is een
ritueel waarvoor geen medische gronden aanwezig zijn en daarom er ook geen sprake is van een medische noodzaak. Ook de inrichtingsarts van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft niet aangegeven dat er een medische noodzaak aanwezig is.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van strafonderbreking. Uit de stukken blijkt dat klager zich vaak niet lekker voelt. Een kruidenbad helpt niet. Hij blijft last houden van nare gevoelens. De granman van zijn dorp is
overleden. Daarom komen personen naar Nederland om te helpen om alles naar de juiste culturele omstandigheden te verrichten. Klager zou daarom culturele baden moeten nemen. Het OM ziet daartoe geen dringende noodzaak, noch een medische noodzaak. Klager
ondergaat een gevangenisstraf van 14 jaar wegens moord/gekwalificeerde doodslag. Eerder is klager met vuurwapens betrapt. Maatschappelijk gezien is het onaanvaardbaar dat iemand die zulke ernstige feiten heeft gepleegd voor ‘cultureel baden’
strafonderbreking zou krijgen. Het OM ziet daartoe ook geen juridische grondslag. Klager is in 1984 in Nederland geboren. Het OM kan de ‘granman van zijn dorp’niet plaatsen als een persoon die voor klager heel zijn leven van belang zou zijn. Dit geldt
mogelijk wel voor de moeder van klager , maar niet voor klager zelf. Het feit dat eerder wel zo’n bad is toegestaan, wordt niet van belang geacht.
De directeur van de gevangenis van de locatie Zuyder Bos heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek tot strafonderbreking mits er aan voorwaarden wordt voldaan. De politie heeft uitgebreid met klagers moeder en zusje gesproken. Klagers moeder wil graag dat klager strafonderbreking
krijgt. De politie zou graag willen zien dat klager een meldplicht krijgt om zich op het politiebureau te melden. Na detentie gaat klager bij zijn moeder wonen. Klagers moeder weet ongeveer waarom klager in detentie verblijft en wil klager tijdens de
strafonderbreking ritueel gaan baden.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 14 jaar met aftrek, wegens moord en overtreding van de Opiumwet. Klagers einddatum valt op of omstreeks 1 september 2016.
Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond
van artikel 37 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan
de
voortzetting van detentie in de weg staan. Klager heeft om strafonderbreking verzocht, omdat hij bij zijn familie zou willen zijn om bij hen culturele baden te ondergaan. Aan de vraag of het maatschappelijk verantwoord is om aan klager met het oog
hierop strafonderbreking te verlenen komt de beroepscommissie niet toe nu de medische noodzaak hiervoor onvoldoende aannemelijk is geworden. Onvoldoende feitelijk onderbouwd is de medische noodzaak om voornoemde culturele baden te ondergaan. Aan klager
is de mogelijkheid geboden voornoemde baden in de inrichting te ondergaan. Het is onduidelijk waarom hij van die mogelijkheid geen gebruik wil maken. Gelet op het voorgaande kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van bc. L.Vis-van Alff, secretaris, op 12 november 2014
secretaris voorzitter