Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0925/TP, 24 september 2002, beroep
Uitspraakdatum:24-09-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/925/TP

betreft: [klager] datum: 24 september 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 3 mei 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr.N.A. Heidanus, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 augustus 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Overijssel, locatie Zwolle te Zwolle, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.A. Heidanus.

Namens de Minister zijn gehoord [...] en [...].
Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft bij beslissing van 23 april 2002 de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 14 mei 2002 verlengd tot enmet 11 augustus 2002.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 13 juli 2000 ter beschikking gesteld met voorwaarden. Bij onherroepelijke uitspraak d.d. 31 oktober 2001 is klagers ter beschikking stelling met voorwaarden omgezetin een ter beschikking stelling met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 14 november 2001. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught te Vught.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 24 april 2002 besloten tot plaatsing van klager in de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen (hierna: Pompekliniek). Deze plaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog nietgerealiseerd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De bestreden beslissing is op 26 april 2002 aan klager uitgereikt. Het blijkt niet dat de beslissing eerder aan klager uitgereikt zou zijn. Indien de beroepscommissie vanoordeel is dat klager dit beroep te laat heeft ingesteld dan is dit verschoonbaar omdat klager in die periode is overgeplaatst. Klager is in verband met zijn psychische conditie op 6 mei 2002 geplaatst op de individuelebegeleidingsafdeling. Klager gaat niet akkoord met het feit dat hij zo lang op plaatsing in een tbs-kliniek moet wachten. Gerekend vanaf de
ingangsdatum van de tbs met voorwaarden bedraagt de wachttijd als de bestreden beslissing ten uitvoer wordt gelegd negentien maanden. Klager is veroordeeld in 2000 tot vijf maanden gevangenisstraf en tbs met voorwaarden. Nadat hijin vrijheid is gesteld, heeft hij een nieuw strafbaar feit gepleegd. In maart 2001 heeft de reclassering gevraagd om omzetting van de tbs met voorwaarden in een tbs met dwangverpleging. Op 31 oktober 2001 heeft de omzettingplaatsgevonden. In verband met de slechte psychische conditie en automutilatie van klager heeft de psycholoog van De Boschpoort geadviseerd om klager versneld te selecteren en te plaatsen in een tbs-kliniek. De officier van justitieheeft per brief in oktober 2001 op een heel spoedige zitting aangedrongen om klagers tbs met voorwaarden om te zetten in een met dwangverpleging. Ondanks klagers bereidheid tot behandeling wenst geen kliniek hem op te nemen. Klageris van mening dat de Minister meer dan genoeg tijd heeft gehad om te bewerkstelligen dat de wachttijden voor passanten verder zouden teruglopen. Verzocht wordt om de verlengingsbeslissing op formele en materiële gronden tevernietigen en een passende tegemoetkoming toe te kennen.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht. Gelet op de beroepstermijn van artikel 67 eerste lid van de Bvt wordt klager in beginsel niet ontvankelijk geacht in zijn beroep. Volgens hetstempel van de inrichting is de verlengingsbeslissing op 25 april 2002 aan klager uitgereikt.
Het beroep wordt gelet op de duur van de passantentermijn in beginsel ongegrond geacht. Op 2 juli 2002 is na onderzoek van de Forensisch Psychiatrische Dienst bekend geworden dat klager zeer beperkt detentiegeschikt is. Op dewachtlijst voor de Pompekliniek heeft klager een aanzienlijke stap voorwaarts gemaakt. Verwacht wordt dat hij binnen afzienbare termijn geplaatst zal worden.

4. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat klager in zijn beroep kan worden ontvangen nu twijfel is ontstaan over de datum waarop de bestreden beslissing aan klager is uitgereikt en niet redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat klager,gelet op zijn psychische conditie, in verzuim is geweest.

Klager is vóór het verstrijken van de passantentermijn gehoord en geïnformeerd over de verlenging daarvan. Derhalve is voldaan aan de in de artikelen 53, tweede lid, en 54, tweede lid, Bvt neergelegde hoor- en informatieplicht.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen, leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een p.i. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de Minister bij zijnbeslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop de terbeschikkingstellingen van klager en de overigetbs-gestelden zijn ingegaan.
De totale duur van het verblijf van klager als passant in een p.i. was ten tijde van de bestreden beslissing nog niet zodanig lang dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

Uit de medische verklaring d.d. 2 juli 2002 van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) te Den Bosch blijkt dat klager een grote lijdensdruk, obsessieve gedachten en een sombere stemming ervaart. Gelet op de psychische conditievan klager wordt gesteld dat klagers detentiegeschiktheid nog maar zeer beperkt is en opname in een tbs-kliniek dringend gewenst is. Weliswaar heeft de Minister inmiddels beslist dat klager geplaatst wordt in de Pompekliniek, maareen plaatsing aldaar is nog niet gerealiseerd.
De beroepscommissie is op grond van de verstrekte gegevens van oordeel dat klager als detentieongeschikt dient te worden beschouwd. Derhalve is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing tot verlenging van depassantentermijn op materiële grond te worden vernietigd.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Zij gaat er daarbij vanuit dat klagerdaadwerkelijk met voorrang in de Pompekliniek dan wel een andere tbs-inrichting zal worden geplaatst.
Nu de rechtsgevolgen van de op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, dient klager een tegemoetkoming te worden geboden.

De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 600,= per maand vanaf de datum waarop in verband met de vernietiging van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn wegens detentieongeschiktheid een zodanigetermijn niet meer liep tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een p.i. wordtverhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 600,= per maand vanaf de datum waarop in verband met de vernietiging van de beslissing tot verlenging van de passantentermijn wegens detentieongeschiktheid een zodanige termijn niet meer liep tot de dag waarop plaatsing in eentbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een p.i. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. E.J. Hofstee en dr. F. Koenraadt, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 24 september 2002.

secretaris voorzitter

nummer: 02/925/TP

betreft: [...], verder te noemen klager.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 28 augustus 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Overijssel, locatieZwolle te Zwolle.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg
leden: mr. E.J. Hofstee en dr. F. Koenraadt.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. H.S. van Gemert.

Gehoord is klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. N.A. Heidanus.
Namens de Minister van Justitie zijn [...] en [...] gehoord.

Door en namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
De bestreden beslissing is op 26 april 2002 aan klager uitgereikt. Het blijkt niet dat de beslissing eerder aan klager uitgereikt zou zijn. Indien de beroepscommissie van oordeel is dat klager dit beroep te laat heeft ingesteld danis dit verschoonbaar omdat klager in die periode is overgeplaatst. Klager is in verband met zijn psychische conditie op 6 mei 2002 geplaatst op de individuele begeleidingsafdeling. Klager gaat niet akkoord met het feit dat hij zolang op plaatsing in een tbs-kliniek moet wachten. Nadat hij in vrijheid is gesteld, heeft hij een nieuw strafbaar feit gepleegd. In maart 2001 heeft de reclassering gevraagd om omzetting van de tbs met voorwaarden in een tbs metdwangverpleging. Op 31 oktober 2001 heeft de omzetting plaatsgevonden. In verband met de slechte psychische conditie en automutilatie van klager heeft de psycholoog van De Boschpoort geadviseerd om klager versneld te selecteren ente plaatsen in een tbs-kliniek. De officier van justitie heeft per brief in oktober 2001 op een heel spoedige zitting aangedrongen om klagers tbs met voorwaarden om te zetten in een met dwangverpleging. Ondanks klagers bereidheidtot behandeling wenst geen kliniek hem op te nemen. Verzocht wordt om de verlengingsbeslissing op formele en materiële gronden te vernietigen en een passende tegemoetkoming toe te kennen.
Namens de Minister is - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht. Gelet op de beroepstermijn van artikel 67 eerste lid van de Bvt wordt klager in beginsel niet ontvankelijk geacht in zijn beroep. Volgens het stempelvan de inrichting is de verlengingsbeslissing op 25 april 2002 aan klager uitgereikt.
Het beroep wordt gelet op de duur van de passantentermijn in beginsel ongegrond geacht. Op 2 juli 2002 na onderzoek van de Forensisch Psychiatrische Dienst is bekend geworden dat klager zeer beperkt detentiegeschikt is. De brief vanoktober 2001 was niet eerder bekend. Op de wachtlijst voor de Pompekliniek heeft klager een aanzienlijke stap voorwaarts gemaakt. Verwacht wordt dat hij binnen afzienbare termijn geplaatst zal worden.

secretaris voorzitter

Naar boven