Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4104/SGA, 6 november 2014, schorsing
Uitspraakdatum:06-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/4104/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 6 november 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 3 november 2014, inhoudende de oplegging van een disciplinaire
straf
van opsluiting in een strafcel voor de duur van zeven dagen, ingaande op 1 november 2014 om 13.30 uur en eindigende op 8 november 2014 om 13.30 uur, wegens gebruiken van buitensporig fysiek geweld naar een medegedetineerde. Blijkens genoemde beslissing
is deze in verband met een fout in de beslissing in de plaats gekomen van een op 1 november 2014 gegeven beslissing, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van
de televisie, voor de duur van zeven dagen, ingaande op 1 november 2014 om 13.30 uur en eindigende op 8 november 2014 om 13.30 uur.

De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 5 november 2014. Blijkens een reactie van de secretaris van de beklagcommissie bij voormelde p.i. is daar nog geen klacht van verzoeker ontvangen maar zal het
schorsingsverzoek als klacht worden aangemerkt.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder begrepen een op 1 november 2014 in de p.i. Dordrecht opgemaakt verslag, wordt voldoende aannemelijk dat verzoeker fysiek geweld heeft gebruikt tegen een medegedetineerde. Dit rechtvaardigt, naar het
voorlopig oordeel van de voorzitter, de oplegging van een disciplinaire straf. Bij beslissing van 1 november 2014 is verzoeker de hiervoor genoemde disciplinaire straf opgelegd van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel
met verwijdering van televisie. Nu noch uit de beschikking, noch uit het schorsingsverzoek noch ook uit de inlichtingen van de directeur blijkt dat sprake is van een kennelijke en voor verzoeker kenbare vergissing, mocht verzoeker er naar het voorlopig
oordeel van de directeur op vertrouwen dat met de eerste beslissing van 1 november 2014 de zaak was afgedaan. De directeur mocht geen nieuwe, andersluidende, straf opleggen.
Het verzoek zal daarom worden toegewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van B. Bogaars, secretaris, op 7 november 2014

secretaris voorzitter

Naar boven