Nummer: 14/3713/SGA, 14/3714/SGA, 14/3716/SGA t/m 14/3748/SGA, 14/3765/SGA en 14/3766/SGA
Betreft: [verzoekers]
Datum: 15 oktober 2014
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. J. Serrarens, namens
[...}, verder verzoekers te noemen, allen - op een vijftal gedetineerden, te weten [...] (de voorzitter begrijpt dat hier [...] mee wordt bedoeld), [...], [...], [...] en [...] na - verblijvende in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen. Gedetineerden [...] zijn
inmiddels overgeplaatst respectievelijk naar de p.i. Leeuwarden, de locatie Esserheem en PIA Groningen. De gedetineerde [...] is uit de inrichting ontvlucht en gedetineerde [...] verblijft inmiddels niet meer in detentie. Aan deze uitspraak is een lijst
gehecht waarop de namen van verzoekers zijn vermeld.
Verzoekers vragen om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van genoemde locatie van 1 maart 2014, inhoudende dat zij, terwijl zijn in het plusprogramma
verblijven, tijdens de middagmaaltijd worden ingesloten.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de klaagschriften, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 9 oktober 2014.
1. De beoordeling
Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat de gedetineerden [...] niet langer in de locatie Norgerhaven verblijven. Gelet daarop hebben deze verzoekers thans geen belang meer bij toewijzing van hun verzoek zodat het verzoek van deze vijf
gedetineerden moet worden afgewezen.
Ten aanzien van de overige verzoekers overweegt de voorzitter het volgende.
Voorop moet worden gesteld dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is van dat spoedeisend belang geen sprake.
Bij vonnis van 24 juni 2014 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag bepaald dat de Staat het dagprogramma van onder meer 48 in de locatie Norgerhaven in het plusprogramma verblijvende gedetineerden in overeenstemming moet brengen met de
eisen, gesteld aan een regime van algehele gemeenschap als bedoeld in artikel 20 Pbw. Deze uitspraak heeft als consequentie dat gedetineerden in algehele gemeenschap in de gelegenheid moeten worden gesteld de (middag)maaltijd gezamenlijk te gebruiken
als de gebouwelijke situatie in de p.i. dit mogelijk maakt. Bij brief van 4 september 2014 heeft de raadsvrouw de directeur er over aangeschreven dat in de locatie Norgerhaven in het plusprogramma geplaatste gedetineerden sinds 1 maart 2014 tijdens de
middagmaaltijd worden ingesloten terwijl zij tot die datum samen de maaltijd mochten gebruiken in een collectieve ruimte. Bij brief van 29 september 2014 heeft de directeur mr. Serrarens laten weten dat gedetineerden in het plusprogramma vanaf 1
november 2014 niet meer worden ingesloten tijdens de maaltijd. Met het voornemen van de directeur om de insluiting tijdens de maaltijden nog voort te zetten tot 1 november 2014 kunnen verzoekers zich niet verenigen en om die reden hebben zij om
schorsing daarvan verzocht.
De voorzitter stelt voorop dat hij het betreurt dat de Staat meent geen gevolg te moeten geven aan een vonnis van de voorzieningenrechter dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Juist van de Staat mag verwacht worden dat zij rechterlijke
beslissingen
respecteert en naleeft. Niettemin zal de voorzitter niet overgaan tot de verzochte schorsing. Gelet op de schriftelijke toezegging van de directeur dat op korte termijn, te weten per 1 november 2014, de gedetineerden die in een plusprogramma verblijven
tijdens de maaltijd zullen worden uitgesloten, hebben de overige verzoekers onvoldoende spoedeisend belang bij het verzoek om een toewijzing te rechtvaardigen. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 oktober 2014.
secretaris voorzitter