Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2172/TA, 19 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:19-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2172/TA

betreft: [klager] datum: 19 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 juni 2014 van de beklagcommissie bij de Van der Hoeven kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 oktober 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel zijn namens het hoofd van de inrichting gehoord [...], locatiemanager en [...], jurist. Klager is niet ter zitting verschenen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een maatregel van afzondering d.d. 7 maart 2014;
b. het niet kunnen luchten tijdens afzondering

De beklagcommissie heeft het beklag wat betreft onderdeel a gegrond verklaard voor zover de afzondering langer heeft geduurd dan twee dagen en voor het overige ongegrond verklaard en het beklag wat betreft onderdeel b ongegrond verklaard, op de gronden
als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager meent dat hij onterecht is afgezonderd, ook gedurende de eerste twee dagen van de afzondering. Achteraf is gebleken dat klager onschuldig is. Ook
voor de eerste twee dagen wil klager gecompenseerd worden. Slechts één keer per dag was er een gespreksmoment. Als klager niets te bekennen had, gingen ze gelijk weer weg en klager wist van niets. Klager heeft zijn netwerk verloren en kreeg flashbacks
van vroeger. Klager kon gedurende drie dagen niet luchten.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is de eerste dag van zijn afzondering geen mogelijkheid om te luchten aangeboden. De andere dagen wel, echter uit de
registratie is gebleken dat klager toen geen gebruik wilde maken van de geboden mogelijkheid. Klager was voor het huidige incident bekend met enkele louche zaken in de inrichting, zoals het illegaal invoeren van een telefoon waarmee hij geld heeft
verdiend. Na de melding over contrabande en de geheimzinnigheid daaromheen, was het nodig onderzoek hiernaar te verrichten. De inrichting erkent dat het onderzoek te lang heeft geduurd. Van een aantal zaken is na het onderzoek duidelijk geworden hoe
het
zit.

3. De beoordeling
a.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

b.
Uit de toelichting van het hoofd van de inrichting ter zitting van de beroepscommissie is komen vast te staan dat klager de eerste dag van zijn afzondering geen gelegenheid is geboden om te luchten. De overige dagen is hem die gelegenheid wel geboden,
doch daarvan heeft klager niet altijd gebruik van willen maken. Gelet hierop en artikel 43, derde lid, van de Bvt waarin het recht op verblijf in de buitenlucht gedurende tenminste een uur per dag is vastgelegd, is het beroep gegrond. De uitspraak van
de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager voor het verzuim op de eerste dag van de afzondering en
stelt deze vast op € 10,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft onderdeel a van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep wat betreft onderdeel b van het beklag gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit:
mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 19 november 2014

secretaris voorzitter

Naar boven