Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3017/TA, 19 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:19-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3017/TA

betreft: [klager] datum: 19 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.A.W. Knoester, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 augustus 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC De Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 oktober 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel is klagers raadsman, mr. M.L. Sturkenboom gehoord. Klager heeft telefonisch bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.
Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het ontbreken van een individueel regelbare verwarming in klagers verblijfsruimte.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft in de periode van februari 2014 tot en met mei 2014 verbleven op de longstay-afdeling van de locatie Zeeland. Gedurende zijn verblijf
aldaar
heeft klager herhaaldelijk verzocht zorg te dragen voor een deugdelijke warmtevoorziening in zijn persoonlijke verblijfsruimte. Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Regeling eisen persoonlijke verblijfsruimte justitiële tbs-inrichtingen (hierna:
de regeling) is in de persoonlijke verblijfsruimte een regelbare verwarming aangebracht. In de uitspraak van 1 februari 2006 (05/2231/TA) concludeerde de beroepscommissie dat het hoofd van de inrichting aan zijn zorgplicht had voldaan omdat in de
persoonlijke verblijfsruimte een knop aanwezig was waarmee de warmte kon worden gereguleerd. Slechts een externe, algemeen regelbare verwarming voldoet niet aan het vereiste van een regelbare verwarming. De inrichting heeft verder geen alternatieve
oplossing voor het probleem geboden. Een losse elektrische verwarming/straalkachel zou door klager zelf aangeschaft moeten worden. Van klager kan niet verwacht worden dat hij zelf (hoge) kosten zou maken om zijn recht op een regelbare verwarming uit te
kunnen oefenen.
In de verblijfsruimte van klager bevindt zich geen aparte knop voor het regelen van de temperatuur. De inrichting heeft klagers klachten niet serieus genomen. Er moet een bepaalde vorm van regulering mogelijk zijn. Klager verwijst naar meerdere
uitspraken van de beroepscommissie. Klager verblijft inmiddels in de p.i. Vught en heeft daar geen problemen met de verwarming.

Het hoofd van de inrichting volhardt in het voor de beklagrechter gevoerde verweer.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 7, eerste lid, van de regeling dient in de persoonlijke verblijfsruimte van een verpleegde een regelbare verwarming te zijn aangebracht.
Omtrent het begrip ‘regelbare verwarming’ heeft de beroepscommissie in haar uitspraak van 1 februari 2006 (05/2231/TA) en latere uitspraken (o.a. bc 25 maart 2013, 13/203/TA) het volgende bepaald:

Artikel 7 van de regeling moet niet zo worden uitgelegd dat het hoofd van de inrichting zorg dient te dragen voor een verwarmingsinstallatie waarmee elke patiënt elke door hem gewenste temperatuur zelf kan instellen. Het gebruik van een
verwarmingsinstallatie waarop meerdere verblijfsruimten zijn aangesloten, brengt nu eenmaal met zich mee dat de temperatuur door de één te warm en door de ander te koud wordt bevonden. Wel dient de patiënt zelf de temperatuur in zijn kamer binnen
zekere
grenzen te kunnen regelen. Daar waar wordt geklaagd over de temperatuur in een persoonlijke verblijfsruimte, wordt door de beroepscommissie aanbevolen, dat het hoofd van de inrichting nagaat of er in dat specifieke geval enige oplossing mogelijk is.

De feiten en omstandigheden in voornoemde uitspraken waren van dien aard dat naast een knop buiten de verblijfsruimte die de toevoer van warm water regelde, op de verblijfsruimte een knop aanwezig was, waardoor enige mate van regulering door de
verpleegde zelf mogelijk was. In onderhavige casus is onbestreden gebleven dat een dergelijke knop in de verblijfsruimte van klager ontbreekt. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan daarmee niet worden gesproken van een ‘regelbare verwarming’ als
bedoeld in artikel 7 van de regeling. Mitsdien zal het beroep gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Klager heeft door het ontbreken van een regelbare
verwarming hinder ondervonden. Gelet op het vorenstaande en de omstandigheid dat niet is gebleken dat de inrichting daadwerkelijk een oplossing voor klagers situatie heeft gezocht, ziet de beroepscommissie in dit geval aanleiding voor het toekennen van
een tegemoetkoming van € 70,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 70,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit:
mr. Drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 19 november 2014

secretaris voorzitter

Naar boven