nummer: 14/2223/GA
betreft: [klager] datum: 5 november 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 13 juni 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 9 september 2014, gehouden in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, is klager bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.H. van Keulen gehoord. De directeur van de p.i. Zwolle heeft schriftelijk laten weten verhinderd
te zijn ter zitting te verschijnen. De directeur is in de gelegenheid gesteld nader schriftelijk te reageren op het beroep. Op 3 oktober 2014 is zijn reactie ontvangen. Klagers raadsvrouw is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering enkele gegevens uit klagers penitentiair dossier te verwijderen.
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager verwijst naar het bij de stukken gevoegde selectieadvies van 11 april 2014 van de p.i. Zwolle. Hierin is een passage opgenomen waarin
wordt gesteld dat klagers gedrag voor spanning zorgt bij medegedetineerden. Klagers gedrag verstoort dusdanig de rust en orde op de afdeling, dat een langer verblijf op een reguliere afdeling niet wenselijk is. Voor klager heeft deze passage grote
gevolgen gehad gelet op zijn overplaatsing naar het PPC. Klager meent dat hij ontvankelijk is in zijn klacht. De weigering deze passage te verwijderen is apart onredelijk.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In het beroepschrift zijn geen aanvullende gronden aangevoerd. De directeur volhardt in het voor de beklagcommissie ingenomen standpunt. Klager is
op 1 april 2014 overgeplaatst vanuit de p.i. Vught vanaf de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) met een basisprogramma. Hij verbleef op een afdeling met een groepsgrootte van maximaal zes personen. Klager komt zeer dreigend en
intimiderend over en heeft bij binnenkomst in Zwolle meteen al een conflict met een p.i.w.-er. Klager heeft een geschiedenis van meerdere plaatsingen op een BPG-afdeling. Klager is aangemeld voor een PPC en op 25 april 2014 weer teruggeplaatst nadat
zijn bezwaar tegen de plaatsing in een PPC gegrond was verklaard. De psycholoog adviseert klager te plaatsen op een EZV-afdeling aangezien nog steeds sprake is van gedragsproblematiek. Klager is het hier niet mee eens en wil niet met de psycholoog
hierover in gesprek gaan. Klager vecht alles aan via zijn advocaat. Op de EZV-afdeling kan bezien worden hoe het met klager gaat. Een geleidelijke overgang van een EZV met meer structuur naar een grotere afdeling is redelijk.
3. De beoordeling
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag omdat hij voor de beklagcommissie onvoldoende concreet heeft aangegeven welke gegevens uit het penitentiair dossier onjuist zouden zijn en behoren te worden verwijderd. In
beroep
heeft klager bedoelde duidelijkheid alsnog verschaft. Het gaat om een passage in het selectieadvies van 11 april 2014 onder het kopje ‘Rapportage PI Zwolle’. Gelet hierop zal de beroepscommissie klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag verklaren.
De betreffende passage is als volgt: “Betrokkene verblijft nog sinds een paar dagen in de p.i. Zwolle. Zijn gedrag zorgt voor spanning bij medegedetineerden. Hij is niet voor rede vatbaar en verwacht dat het afdelingspersoneel voor hem opdraaft als hij
dat nodig acht. Het gedrag van [klager] verstoort dusdanig de rust en orde op de afdeling, dat een langer verblijf op een reguliere afdeling niet wenselijk is.” Gegeven de nadere toelichting van de directeur is de beroepscommissie van oordeel dat de
beslissing van de directeur de geciteerde passage niet te verwijderen niet onredelijk en onbillijk is. Het beklag zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 5 november 2014
secretaris voorzitter