Nummer : 14/2481/SGA
Betreft : [klager] datum: 18 juli 2014
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. S.L.J. Janssen, namens
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 15 juli 2014, inhoudende de oplegging van een disciplinaire straf
van opsluiting in een strafcel voor de duur van twaalf dagen, ingaande op 15 juli 2014 om 15.15 uur en eindigende op 27 juli 2014 om 15.15 uur, wegens het bij een celinspectie aantreffen van een mobiele telefoon.
De voorzitter heeft kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 17 juli 2014, van de nadere telefonische inlichtingen van de directeur van 17 juli 2014 alsmede van de mededeling van mr. Janssen voornoemd, uit welke mededeling
volgt dat verzoeker op 17 juli 2014 een klachtbrief heeft ingevuld en gestuurd naar de beklagcommissie bij de p.i. Zwolle.
1. De beoordeling
De secretaris van de beklagcommissie bij voormelde p.i. heeft nog niet gereageerd op het verzoek om inlichtingen. Nu verzoekers raadsman op 17 juli 2014 desgevraagd telefonisch heeft aangegeven dat verzoeker op 17 juli 2014 een klachtbrief heeft
ingevuld en aan de beklagcommissie heeft gezonden, acht de voorzitter voorshands voldoende aannemelijk dat er een klaagschrift is ingediend bij de beklagcommissie bij de p.i. Zwolle en kan verzoeker worden ontvangen in zijn verzoek.
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Uit de inlichtingen van de directeur en uit het door de directeur meegezonden verslag blijkt dat er tijdens een celinspectie van verzoekers (meerpersoons)cel een mobiele telefoon is aangetroffen. Verzoeker stelt dat de telefoon niet van hem was,
hetgeen
gelet op de bekende informatie aannemelijk is. Ook is echter aannemelijk dat verzoeker wist van de aanwezigheid van de telefoon in de cel. Niet is gebleken dat verzoeker maatregelen heeft getroffen die gericht waren op verwijdering van de telefoon uit
de cel. Gelet hierop is weliswaar – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – de oplegging van een disciplinaire straf gerechtvaardigd, doch gelet op de duur van het verblijf in de strafcel in combinatie met de omstandigheid dat de telefoon niet
aan verzoeker toebehoorde kan de voorzitter onvoldoende uitsluiten dat de beklagcommissie – later oordelend – de opgelegde sanctie disproportioneel acht. Gelet daarop acht de voorzitter termen aanwezig om thans de tenuitvoerlegging van de beslissing
van
de directeur te schorsen. Het verzoek zal derhalve worden toegewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur van 15 juli 2014 met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag heeft beslist.
Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 18 juli 2014.
secretaris voorzitter