Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2943/GA, 17 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:17-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2943/GA

betreft: [klager] datum: 17 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 11 augustus 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Vught in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof d.d. 2 mei 2014.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Hij volhardt bij zijn standpunt zoals ingenomen in de beroepszaak 14/1797/GA. De directeur dient alle belangen mee te wegen in haar beslissing en bij afwijzing die beslissing zorgvuldig met redenen te omkleden. De directeur is in gebreke gebleven. De
inrichting beschikte niet over actuele externe adviesrapportages omtrent detentiefasering, verlofverlening of psychomedische problematiek. De jongste reclasseringsrapportage dateerde van februari 2012. Volgens het OM stond er te weinig in het
re-integratieplan. De inrichting negeerde de wens om meer relevante informatie. De TR-begeleider heeft alleen de bevoegdheid tot monitoring. De directeur heeft onzorgvuldig gehandeld. Niet benoemd wordt onder welke omstandigheden verlofverlening wel
doorgang zou kunnen vinden. Ruim voorbij de twaalf maanden voor zijn invrijheidstelling - klager is een gevangenisstraf van tien jaar onvoorwaardelijk opgelegd - heeft klager nog geen externe vrijheden genoten. Zijn rechten zijn systematisch en
voortdurend geschonden. Verwezen wordt naar 14/1168/GA en 14/1797/GA.
Klager heeft voorts aangegeven op welke wijze na de onderhavige beslissing is beslist op verlofaanvragen. Een nieuw TR-advies - klager heeft het concept ingezien op
11 juli 2014 - verschilde niet wezenlijk van de rapportage van februari 2012. Hij is zich niet ineens beter gaan gedragen. Sinds 3 september 2014 spreekt hij wel met een psychotherapeut. Er zijn geen factoren die de plotselinge positieve advisering
nadien van het OM en de p.i. kunnen rechtvaardigen. De status van TR-weigeraar is oneerlijk en onredelijk. Net als de uitsluiting van deelname aan de lascursus en overplaatsing naar het basisprogramma.

De directeur heeft het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek, wegens het opzettelijk handelen in strijd met de artikelen 287 en 189, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 20 maart
2015.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Klagers eerdere beroep met kenmerk nr. 14/1797/GA tegen afwijzing door de directeur van de p.i. Vught van zijn eerste verlofaanvraag is d.d. 19 september 2014 gegrond
verklaard.
Inmiddels is klagers derde verlofaanvraag toegewezen. Het verlof is in tweeën gedeeld: vier uur begeleid en twaalf uur onbegeleid verlof. De vier uur begeleid verlof heeft inmiddels plaatsgevonden en is goed verlopen.

Als eerder beslist in de uitspraak met kenmerk nr. 14/1797/GA is de beroepscommissie ook in de onderhavige zaak van oordeel dat de omstandigheid dat klager enige tijd (structureel) heeft geweigerd deel te nemen aan de arbeid onvoldoende zwaarwegend is
om aan verlofverlening in de weg te staan. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk dient te worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de
uitspraak van de beklagcommissie en de beslissing van de directeur zullen worden vernietigd en de directeur zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen binnen een termijn van twee weken. De beroepscommissie gaat ervan uit dat, indien de
directeur van oordeel is dat verlof moet worden verleend, hij, gelet op het bepaalde in artikel 17, eerste lid aanhef en onder a, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, de opdracht om een nieuwe beslissing te nemen zal overdragen aan de
Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (Staatssecretaris). Zij ziet, nu zij heeft opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, geen aanleiding aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij vernietigt de bestreden beslissing en draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan en gaat ervan uit dat de directeur, indien hij van oordeel is dat
verlof moet worden verleend, de opdracht om een nieuwe beslissing te nemen zal overdragen aan de Staatssecretaris. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 17 oktober 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven