nummer: 14/2752/GA
betreft: [klager] datum: 15 oktober 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.G.M. Kral, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 23 juli 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 19 september 2014, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.W.G.M. Kral, en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Vught, [...].
Als toehoorder was aanwezig mevrouw mr. C.M. van der Bas, lid van de Raad.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de weigering klager toestemming te verlenen voor het op cel hebben van een koelkast.
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De beklagrechter heeft ten onrechte geoordeeld dat geen sprake is van een klager betreffende directeursbeslissing. Klager heeft zowel aan zijn
mentor als aan het afdelingshoofd als aan de maandcommissaris verzocht om in zijn specifieke geval een koelkast op cel toe te staan. Klager wil een koelkast op cel, omdat door hem aangekochte goederen uit de voor gezamenlijk gebruik aanwezige koelkast
‘verdwijnen’. Daarnaast is meermalen onenigheid ontstaan tussen klager en (een) medegedetineerde(n) over het gebruik van klager toebehorende goederen. Klager vreest dat één of meerdere medegedetineerden zijn waren in de koelkast (wil)len bewerken om
hem
iets aan te doen. In alle andere inrichtingen waarin klager heeft verbleven, mocht hij een koelkast op cel hebben. Bovendien is het op de tbs-afdeling van de p.i. Vught wel toegestaan een koelkast op cel te hebben. Een koelkast staat niet op de lijst
van verboden voorwerpen en is dus geen verboden voorwerp. Er zijn geen termen aanwezig klager een koelkast op cel te onthouden.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft bij de directeur geen verzoek om een koelkast op cel te mogen hebben ingediend. De directeur heeft hierover dan ook geen beslissing
genomen. Een koelkast staat in ieder geval niet op de lijst van toegestane voorwerpen.
3. De beoordeling
Gelet op de stukken en de mededeling van klager ter zitting dat hij aan zijn mentor, het afdelingshoofd en de maandcommissaris om een koelkast heeft gevraagd, acht de beroepscommissie aannemelijk geworden dat klager bij de daarvoor aangewezen
functionaris een verzoek om een koelkast op cel te mogen hebben heeft ingediend en dat namens de directeur is beslist om dat verzoek af te wijzen. Een koelkast staat niet vermeld op de in artikel 4.5.1.1 van de huisregels opgenomen lijst van verboden
voorwerpen en evenmin op de in artikel 4.5.1.2 van de huisregels opgenomen lijst van toegestane voorwerpen. Mitsdien is er geen algemene regel waarbij het op cel hebben van een koelkast verboden is. Klager klaagt dus niet over (de uitvoering van) een
algemene regel, maar over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De beroepscommissie zal het beroep dan ook gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen
en klager alsnog in zijn beklag ontvankelijk verklaren.
In een geval als het onderhavige dient de directeur voorafgaande aan zijn beslissing een gemotiveerde en kenbare afweging te maken tussen enerzijds het belang van klager bij een koelkast op cel en anderzijds de belangen als vermeld in artikel 45,
eerste
en tweede lid, van de Pbw. In dit geval is niet gebleken van enige belangenafweging en daarmee is de beslissing onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie zal het beklag derhalve gegrond verklaren. Voorts zal zij de beslissing waarover is geklaagd
vernietigen en de directeur opdragen met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe schriftelijke en gemotiveerde beslissing te nemen binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak. Bij zijn nieuwe beslissing dient de directeur in
ieder geval mee te wegen de omstandigheid dat klager veroordeeld is tot een levenslange gevangenisstraf.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt de
directeur
op met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. P.A.M. Mevis en J.M.L. Pattijn MSM, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 15 oktober 2014
secretaris voorzitter