Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2659/GA, 27 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:27-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2659/GA

betreft: [klager] datum: 27 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 juli 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 september 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door [...], kantoorgenoot van klagers raadsvrouw mr. L.M.F. Aarts, en [...], afdelingshoofd bij de
locatie
Hoogvliet. Als toehoorder was aanwezig mevrouw mr. C.M. van der Bas, lid van de Raad.

Klager heeft ter zitting om aanhouding van de behandeling van het beroep verzocht, omdat de plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Hoogvliet, [...], die de bestreden ordemaatregel en disciplinaire straf aan klager heeft opgelegd, niet ter
zitting is verschenen. De beroepscommissie heeft dit aanhoudingsverzoek afgewezen.

Het afdelingshoofd heeft ter zitting de foto’s die op klagers Facebook-pagina stonden overgelegd. Klagers raadsman en de beroepscommissie hebben ter zitting van deze foto’s kennisgenomen. Klager heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, de
foto’s
niet willen bekijken. Van de foto’s zijn kopieën gemaakt, welke in het dossier zijn gevoegd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van vier dagen alsmede een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel, wegens het vermoedelijk in bezit hebben van een mobiele telefoon en
het plaatsen van foto’s op Facebook,
b. de weigering klager gedurende zijn verblijf in de afzonderings- en strafcel te laten bellen met zijn raadsvrouw.

De beklagcommissie heeft de klachten ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder a: voor het eerst heeft de inrichting de foto’s van klagers Facebook-pagina overgelegd. Klager ontkent dat hij een mobiele telefoon in zijn bezit heeft gehad en dat hij daarmee foto’s heeft gemaakt. Uit de stukken en
foto’s wordt niet aannemelijk dat klager een telefoon had. De foto’s zijn genomen door medegedetineerde H. met een digitale camera. In tegenstelling tot wat de beklagcommissie heeft overwogen, heeft klager direct de naam van de betreffende gedetineerde
genoemd. De inrichting heeft evenwel geen onderzoek gedaan naar H. Klager erkent dat hij zich heeft laten fotograferen en dat hij zijn wachtwoord voor Facebook heeft gegeven aan H. Klager is hiertoe ‘verleid’ door H. Het is de verantwoordelijkheid van
de directeur om te voorkomen dat een dergelijke situatie zich kan voordoen. Klager weet niet hoe H. de foto’s naar klagers Facebook heeft ge-upload. Nu klager niet in het bezit was van een mobiele telefoon heeft hij de orde en veiligheid in de
inrichting niet in het geding gebracht, althans niet zodanig dat hem daarvoor de bestreden straf en ordemaatregel hadden moeten worden opgelegd. De beslissingen zijn in strijd met de wet genomen dan wel onredelijk en onbillijk.
Ten aanzien van het beklag onder b: klager is op 26 juni 2014 in een afzonderingscel geplaatst. Hij heeft meermalen verzocht te mogen bellen met zijn advocaat, maar dit is hem geweigerd. Eerst op 29 juni 2014 heeft klager mogen bellen met zijn
advocaat.
Er bestond geen legitieme reden om klager het bellen met zijn advocaat te verbieden. Klager betwist dat de inrichting zijn advocaat op de hoogte heeft gesteld van zijn afzondering.

Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder a: op 4 juni 2014 is bij het personeel het vermoeden ontstaan dat klager in het bezit was van een mobiele telefoon. Op 26 juni 2014 is de directeur in het bezit gekomen van foto’s waarop klager in de inrichting is te
zien. Om onderzoek te kunnen doen naar deze gang van zaken, is aan klager een ordemaatregel opgelegd. De directeur heeft uitdraaien van klagers gehele Facebook-pagina gezien. Daarop stonden meerdere foto’s en teksten die waren geplaatst gedurende
klagers detentie.
Ten aanzien van het beklag onder b: klager heeft gedurende het onderzoek naar niemand mogen bellen. Het onderzoek heeft niet langer dan een dag geduurd. Daarna heeft klager weer mogen bellen. De directeur heeft klagers raadsvrouw op de hoogte gesteld
van klagers afzondering.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Vast staat dat op klagers Facebook-pagina foto’s van klager in de inrichting stonden. Op 26 juni 2014 is de directeur hiervan op de hoogte gekomen en is hij,
mede omdat reeds eerder (op 4 juni 2014) het vermoeden was gerezen dat klager in het bezit was van een mobiele telefoon, een onderzoek gestart om te achterhalen hoe dit heeft kunnen gebeuren. Nu mogelijk de orde en veiligheid in de inrichting dan wel
de
ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming in het geding was, heeft de directeur in redelijkheid kunnen beslissen dat het noodzakelijk was om klager voor de duur van het onderzoek de bestreden ordemaatregel op te leggen.
Op 27 juni 2014 is de ordemaatregel omgezet in de bestreden disciplinaire straf. Aan de oplegging van die disciplinaire straf heeft de directeur onder meer ten grondslag gelegd dat foto’s van klager in de inrichting zijn gemaakt en dat die foto’s op
klagers Facebook-pagina zijn geplaatst. Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, acht de beroepscommissie aannemelijk geworden dat klager samen met een medegedetineerde heeft bewerkstelligd dat met niet-toegestane
fotoapparatuur foto’s van klager in de inrichting zijn gemaakt en dat deze foto’s vanuit de inrichting en zonder toestemming zijn ge-upload naar klagers Facebook-pagina. De beroepscommissie is van oordeel dat klager hiermee heeft gehandeld op een wijze
die onverenigbaar is met de orde en veiligheid in de inrichting dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van zijn vrijheidsbeneming. De beslissing van de directeur om klager hiervoor de bestreden disciplinaire straf – die overigens met vijf dagen
is
ingekort nadat klager de foto’s van zijn Facebook-pagina had verwijderd – op te leggen, kan niet worden aangemerkt als in strijd met enig wettelijk voorschrift dan wel als onredelijk of onbillijk. Nu de disciplinaire straf reeds vanwege bovengenoemde
gedragingen kon worden opgelegd, behoeft de vraag of voldoende aannemelijk is dat klager in het bezit is geweest van een mobiele telefoon geen beantwoording. Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep ongegrond verklaren en de
uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden bevestigen.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. Ter zitting is namens de directeur verklaard dat klager gedurende het onderzoek met niemand heeft mogen bellen. Vast staat daarmee dat klager gedurende zijn
afzondering niet is toegestaan telefonisch contact op te nemen met zijn raadsvrouw, terwijl hij hierom wel heeft verzocht. De directeur heeft hiermee gehandeld in strijd met artikel 39, vierde lid, van de Pbw waarin is bepaald dat de gedetineerde in
staat wordt gesteld telefonisch contact te hebben met zijn advocaat, indien hiervoor de noodzaak en de gelegenheid bestaat. De beroepscommissie benadrukt dat een gedetineerde juist in een situatie waarin hij onderwerp van onderzoek is, belang heeft bij
telefonisch contact met zijn advocaat. Gelet op het vorenstaande zal het beroep gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigd en het beklag alsnog gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden
beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, ziet de beroepscommissie aanleiding voor het toekennen van een tegemoetkoming. De beroepscommissie bepaalt de hoogte van die tegemoetkoming op € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dit beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. P.A.M. Mevis en J.M.L. Pattijn MSM, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 27 oktober 2014

secretaris voorzitter

Naar boven