Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2240/GB, 15 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:15-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/2240/GB

Betreft: [klager] datum: 15 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.S.W. Boorsma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 juni 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de afwijzing op klagers verzoek tot plaatsing in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Westlinge te Heerhugowaard ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 11 maart 2012 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De bestreden beslissing is onzorgvuldig tot stand gekomen. Zonder op klagers verzoek om nadere gronden in te dienen in te gaan, heeft de selectiefunctionaris twee weken na de
ontvangstbevestiging
de bestreden beslissing genomen. Uit de bestreden beslissing blijkt dat er een advies is van het Openbaar Ministerie, een Risc-rapportage en een advies van de inrichting waar klager thans verblijft. Klager heeft geen van deze stukken ontvangen. Klager
wil graag weten wat hoe de faseringsdatum berekend is. Hij stelt onschuldig te zijn en meent dat recidive geen grond is om klagers verzoek tot plaatsing in een b.b.i. af te wijzen, met recidive is al rekening gehouden in de strafoplegging door de
rechter. Klager houdt zich in de inrichting aan de regels. Met eventuele onttrekking aan de voorwaardelijke invrijheidsstelling (v.i.) is al rekening gehouden. Klager heeft belang bij re-integratie in de maatschappij. In een b.b.i. bestaat ook de
mogelijkheid klager van vrijheden te onthouden. Er is geen uitdrukkelijke grondslag in beleid of regelgeving waaruit blijkt dat eerdere straffen een criterium zijn om het recidiverisico hoger in te schatten en daarom detentiefasering af te wijzen. De
politie heeft positief geadviseerd. Het feit dat aan klager een hogere gevangenisstraf is opgelegd en zijn v.i. is herroepen, maakt dat het recidiverisico eerder lager is. Hij wordt nu tweemaal gestraft. Hij heeft een hogere gevangenisstraf van de
strafrechter opgelegd gekregen en hij verblijft nu in een zwaarder regime. Een pas opgestart programma bij De Waag is bij andere gedetineerden geen belemmering om tot detentiefasering over te gaan en dus wordt het gelijkheidsbeginsel geschonden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De einddatum van klagers detentie staat niet vast en het recidiverisico wordt ingeschat als hoog/gemiddeld. Klager is in een vrije korte periode vier maal veroordeeld. Klager heeft vanaf 2006 bijna aaneengesloten in detentie verbleven vanwege het
plegen
van delicten, waaronder het meest recente delict gepleegd tijdens zijn v.i.-periode. Bij plaatsing in een b.b.i. wordt conform artikel 22, vierde lid, van de regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) gekeken
naar het risicoprofiel. Op grond van artikel 22, tweede lid, onder b, van de Regeling is gekeken naar het verleden van klager. Zijn recidiverisico wordt door de reclassering als hoog/gemiddeld ingeschat. Klager is recent onbetrouwbaar gebleken in het
nakomen van afspraken, hij heeft de voorwaarden van zijn v.i. overtreden. In een b.b.i. kan een directeur regimair verlof verlenen. Bij plaatsing in een b.b.i. wordt ervanuit gegaan dat gedetineerden vrijheden aankunnen en het maatschappelijk
verantwoord is om hen geleidelijk te laten faseren in de maatschappij. Aangezien er maar één b.b.i.-inrichting is, zijn de plaatsen beperkt en is het onnodig er gedetineerden te plaatsen die geen vrijheden mogen genieten. Na uitspraak in hoger beroep
kan er nog een v.i. ten uitvoer worden gelegd van 487 dagen. Aangezien klager zich niet aan de voorwaarden tijdens v.i. heeft gehouden, is er een reële kans op uitstel dan wel afstel van v.i. Klagers einddatum staat nog niet vast.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant
hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Gelet op de registratiekaart van de p.i.
Lelystad wordt klagers fictieve einddatum gesteld op 10 juli 2015. Gezien de te vorderen v.i. van 487 dagen valt klagers einddatum op 9 november 2016 en komt hij vooralsnog niet in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 15 oktober 2014

secretaris voorzitter

Naar boven