nummer: 14/3430/GV
betreft: [klager] datum: 14 oktober 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.M. Penn, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 9 september 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Er is een onjuiste belangenafweging gemaakt. De jarenlange detentie loopt ten einde en klager is goed voorbereid op zijn terugkeer in de samenleving. Het maatschappelijk belang legt minder gewicht in de schaal dan bijvoorbeeld 10 jaar geleden. Klagers
moeder is stervende. Op grond van artikel 36 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) zou klager juist wel in aanmerking moeten komen voor strafonderbreking. Het is puur menselijk dat iemand in de laatste levensdagen
van een ouder in de buurt wil zijn, ongeacht zijn religie en welke rituelen daaraan verbonden zijn. De Regeling spreekt niet over een medische noodzaak, maar in algemene zin over het nemen van afscheid van een ouder. De weekenden volstaan niet.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Strafonderbreking wordt verleend bij gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer, waarbij klagers aanwezigheid noodzakelijk wordt geacht. Het uitvoeren van rituelen gedurende drie weken wordt niet als een gebeurtenis beschouwd waarbij zijn aanwezigheid
noodzakelijk wordt geacht. Strafonderbreking kan worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke ouder. Aangezien klagers moeder in het ziekenhuis verblijft, daar de nodige zorg ontvangt en klager geen mantelzorger is, is de noodzaak tot
verlening
van strafonderbreking niet aangetoond. Een afweging in de persoonlijke- en maatschappelijke belangen is niet gemaakt. Klager verblijft in een inrichting waar hij wekelijks met regimair verlof kan gaan. In de bestreden beslissing is aangegeven dat
klager, indien dit noodzakelijk is, buiten de regimaire verloven om een afscheidsbezoek kan brengen aan zijn moeder.
Op klagers verzoek zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Het multi-disciplinairoverleg van de z.b.b.i. van de locatie Scheveningen te Den Haag heeft positief geadviseerd en aangegeven dat klager goed met de inrichtingsregels en de geboden vrijheden omgaat.
De vrijhedencommissie van de locatie Scheveningen heeft negatief geadviseerd, omdat klager geen mantelzorger is en het verzoek gericht is op rituelen bij een overlijden.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Den Haag heeft negatief geadviseerd, maar gaat wel akkoord met begeleid bezoek.
De Medisch Adviseur heeft meegedeeld dat er geen reden is voor strafonderbreking op medische gronden omdat klager geen rol heeft in de medische zorg van zijn moeder. Op basis van de medische informatie is een bezoek in het kader van het tijdelijk
verlaten van de inrichting wel geïndiceerd.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 14 jaar en 11 maanden met aftrek, wegens – kort gezegd – moord. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op 6 november 2015.
Op grond van artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. In artikel 36 van de Regeling is – voor zover
hier van belang – bepaald dat strafonderbreking kan worden verleend voor verzorging van een ernstig zieke levenspartner, kind of ouder [...] en voor de gevallen bedoeld in de artikelen 23 en 24. Uit artikel 23, in samenhang bezien met artikel 36, van
de
Regeling volgt – voor zover hier van belang – dat het mogelijk is om strafonderbreking te verlenen voor een bezoek aan een in levensgevaar verkerende ouder van een gedetineerde. De noodzaak daartoe moet dan wel aanwezig zijn. Uit het inrichtingsadvies
blijkt dat er sprake is van een bijzondere omstandigheid in de persoonlijke sfeer van klager. De wens van klager om in de buurt van zijn moeder te zijn is begrijpelijk. Het is echter onvoldoende aannemelijk geworden dat klagers aanwezigheid bij zijn
moeder noodzakelijk is. Gelet op het vorenstaande kan de afwijzende beslissing van de Staatssecretaris niet worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Hierbij heeft de beroepscommissie in aanmerking genomen dat in de bestreden beslissing is
opgenomen dat klager, indien daar aanleiding voor is, in de gelegenheid zal worden gesteld een afscheidsbezoek aan zijn moeder te brengen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 14 oktober 2014
secretaris voorzitter