Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2527/GA, 14 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:14-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2527/GA

betreft: [klager] datum: 14 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.H.T. van Gijssel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 juli 2014 van de beklagcommissie bij penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 oktober 2014, gehouden in p.i. Lelystad, is gehoord [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Leeuwarden.
Klager en zijn raadsman zijn niet ter zitting verschenen. Zij hebben hun standpunt schriftelijk nader toegelicht op 26 september 2014 en 3 oktober 2014.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat de extra toezichtsmaatregelen in verband met klagers plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (hierna: de GVM-lijst) worden voortgezet.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
De directie geeft aan dat de basis voor de toezichtsmaatregelen de GVM-status betreft gecombineerd met de strafbare feiten die klager recent zou hebben begaan. De strafbare feiten zijn gepleegd in juli 2013 en dat is niet recent te noemen. De mening
van
de directeur dat klager geen strafbare feiten meer pleegt door de toezichtsmaatregelen wordt niet gedeeld. De reclassering heeft in het kader van detentiefasering positief geadviseerd. De reclassering heeft ook inzage gehad in alle stukken en er moet
waarde worden gehecht aan haar kennis en kunde. Klager heeft zich een jaar gedragen zoals hij dat behoort te doen. Dit gegeven in het advies van de reclassering is kennelijk niet meegewogen in de belangenafweging in het kader van de verlenging van de
extra maatregelen. De v.i.-datum komt in zicht (3 januari 2015) en het belang van klager is dat hij in de gelegenheid wordt gesteld zich voor te bereiden op zijn terugkeer in de maatschappij.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De extra toezichtsmaatregelen worden voortgezet in verband met eerder crimineel handelen vanuit detentie. Hiervoor is klager ook veroordeeld. Daarnaast staat er nog een strafzaak open uit de periode van oktober 2011. De extra maatregelen zien allemaal
op het contact met de buitenwereld: post, telefoon en bezoek. Door dit contact kon klager vanuit detentie doorgaan met crimineel handelen en dit moet worden voorkomen. Klager heeft vorige week bij de beklagcommissie meegedeeld dat hij van de
maatregelen
weinig last ondervindt. De directeur toetst maandelijks of de maatregelen moeten worden voortgezet. Na juli 2013 zijn er geen concrete aanwijzingen dat klager nog strafbaar handelt vanuit detentie, maar dit komt omdat er extra toezichtsmaatregelen
gelden. Voor de zomervakantie heeft de directeur nog advies gevraagd aan het Grip. De v.i. van klager staat niet vast. De directeur is bezig met een advies over de v.i. Klager wil na de detentie doorgaan met zijn incassobedrijf. Indien klager niet in
aanmerking komt voor v.i., dan moet hij nog drie jaar in detentie verblijven. Op 7 november 2014 zal klager besproken worden in het Operationeel Overleg (hierna: OO).

3. De beoordeling
Uit het dossier blijkt dat klager op 17 juli 2013 op de zogenoemde GVM-lijst is geplaatst door het OO. Het is de beroepscommissie bekend dat klager reeds voor 17 juli 2013 op de GVM-lijst heeft gestaan en dat hem eerder (ook) extra toezichtsmaatregelen
zijn opgelegd.
Op 7 mei 2014 heeft het OO de GVM-status verlengd. De directeur kan aan een gedetineerde die op de GVM-lijst staat vermeld extra toezichtsmaatregelen opleggen. Hiertoe dient de directeur een eigen belangenafweging te maken tussen een ongestoorde
tenuitvoerlegging van de straf en het belang van de gedetineerde op een zo minimaal mogelijke beperking van zijn bewegingsvrijheid. Voorafgaand aan de maandelijkse toetsing over de noodzaak van de voortduring van de maatregelen dient de directeur de
betreffende gedetineerde hierover te horen.
Op 19 juni 2014 heeft de directeur klager gehoord over de extra toezichtsmaatregelen. Het onderliggende beklag betreft de voortzetting van de extra toezichtsmaatregelen naar aanleiding van het horen van 19 juni 2014 en het verslag van 20 juni 2014.
De beroepscommissie oordeelt dat het gedrag van klager uit 2011 geen rol meer kan spelen bij de belangenafweging in verband met de toepassing van extra toezichtsmaatregelen, nu dit gedrag kennelijk nog in onderzoek is bij de politie en bovendien niet
recent is. Weliswaar is de veroordeling wegens strafbaar handelen in juli 2013 niet heel recent meer, de beroepscommissie overweegt dat de eigen belangenafweging van de directeur dat klager niet door kan gaan met strafbaar handelen vanuit de
detentiesituatie door de extra toezichtsmaatregelen vooralsnog volstaat. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan dan ook niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Overigens merkt de beroepscommissie op dat, nu de extra toezichtsmaatregelen geruime tijd duren, bij een eventuele voortzetting van de extra toezichtmaatregelen in de belangenafweging van aanvullende motivering dient te blijken, onderbouwd met meer
recente informatie zoals bijvoorbeeld maandrapportages.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. Holten, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 14 oktober 2014

secretaris voorzitter

 

Naar boven