Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2060/GA, 10 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:10-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2060/GA

betreft: [klager] datum: 10 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.F. Schadd, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 19 mei 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 september 2014, gehouden in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman
mr. G.F. Schadd. De directeur van de p.i. Zwolle heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in de eigen verblijfsruimte zonder televisie.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Er staat onvoldoende vast dat de aangetroffen contrabande van klager was. Klager ontkent dat hij heeft erkend dat de drugs van hem waren. Niet
uit te sluiten is dat de drugs al op de trap lagen. Het enkele feit dat de p.i.w.-er bij het begeleiden van klager niets heeft gezien, wil nog niet zeggen dat de drugs daar niet lagen. Er is niet eerder door de directeur aangedragen dat de drugshond
voorafgaande aan de controle bij klager aansloeg. Klager heeft nooit positief gescoord op drugs. De drugshond sloeg aan op klagers broek. Klager heeft deze uitgeleend aan een andere gedetineerde. De schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf
is
niet onverwijld aan klager uitgereikt. Tevens blijkt dat de disciplinaire straf met terugwerkende kracht is opgelegd.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur volhardt in het tegenover de beklagcommissie gevoerde verweer. Voorafgaande aan de controle heeft de drugshond dezelfde route gelopen
als klager. Als de drugs al op de trap zou hebben gelegen, zoals klager stelt, dan zou de drugshond hebben moeten aanslaan. De disciplinaire straf is op 16 december 2013 ingegaan. De schriftelijke mededeling is op 17 december 2013 opgemaakt en op
18 december 2013 aan klager uitgereikt.

3. De beoordeling
Uit de schriftelijke mededeling van 17 december 2014 blijkt dat de disciplinaire straf op
16 december 2013 om 14.15 uur is ingegaan. Nu een disciplinaire straf niet met terugwerkende kracht kan worden opgelegd, zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond
verklaren. De beroepscommissie bepaalt dat klager in aanmerking komt voor een tegemoetkoming en stelt deze vast op € 7,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 7,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 10 oktober 2014

secretaris voorzitter

Naar boven