Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2480/GB, 20 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:20-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/2480/GB

Betreft: [klager] datum: 20 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 juli 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is op 19 september 2014 in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (hierna: de BPG-afdeling) van de p.i. Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 10 augustus 2012 gedetineerd. Op 22 november 2012 heeft de rechtbank aan klager een ISD-maatregel opgelegd. Op 21 januari 2013 is klager, ter tenuitvoerlegging van zijn maatregel, geplaatst in de locatie Tafelbergweg te Amsterdam,, een
inrichting voor stelselmatige daders. Op 16 mei 2014 is hij overgeplaatst naar de BPG-afdeling van de p.i. Vught.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep – zakelijk en samengevat weergegeven – als volgt toegelicht. Klager, die behoort tot de Top-600, onderging zijn ISD-maatregel in de locatie Tafelbergweg, waar hij goed functioneerde en hij zich goed heeft gedragen. Hij
stelde zich meewerkend op, werkte overdag in een supermarkt in Amsterdam en is ongeveer 130 keer op verlof geweest. Deze verloven zijn altijd goed verlopen. Hij is en wordt ondersteund door medewerkers van De Waag. Zijn trajectbegeleider en het
personeel in de locatie Tafelbergweg hebben klager onvoldoende geholpen en zelfs tegengewerkt. Klager begrijpt niet waarom hij is overgeplaatst naar de BPG-afdeling en kan zich met die beslissing niet verenigen. Voor zijn overplaatsing bestond geen
noodzaak. Daarbij komt dat hij in de p.i. Vught geen bezoek krijgt, waardoor hij zijn pasgeboren zoontje nooit kan zien. Hij verzoekt de beroepscommissie te beslissen dat hij uit de BPG wordt geplaatst, opdat hij het laatste gedeelte van zijn
ISD-maatregel kan ondergaan in een ‘normale’ ISD-inrichting.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft tijdens een rapportafhandeling op 7 mei 2014 fysieke en verbale agressie vertoond naar het personeel. Hij heeft het afdelingshoofd meermalen “vuile hond”
genoemd, hem een kopstoot gegeven en geschopt. Daarna heeft klager zich hevig verzet tegen het toegesneld personeel. Pas na enige strijd is het gelukt klager in zijn cel te plaatsen. Nu klager doelbewust personeel heeft verwond, is hij overgeplaatst
naar de BPG-afdeling. Gedetineerden die personeelsleden verwonden worden namelijk overgeplaatst naar een inrichting waar intensieve begeleiding mogelijk is. Inmiddels vertoont klager op de BPG-afdeling goed gedrag waardoor hij afdelingsreiniger is. Bij
voortzetting van dit goede gedrag komt klager op termijn in aanmerking voor plaatsing uit de BPG.

4. De beoordeling
4.1. Aan klager is een maatregel, als bedoeld in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht, voor de duur van twee jaar opgelegd. Uitgangspunt is dat een ISD-maatregel in een inrichting voor stelselmatige daders of een daartoe bestemde afdeling van
een inrichting ten uitvoer wordt gelegd. De BPG-afdeling van de p.i. Vught is onder andere aangewezen als inrichting voor stelselmatige daders voor mannen, met een individueel regime en een uitgebreid (of normaal) beveiligingsniveau.

4.2. De ISD-maatregel wordt ten uitvoer gelegd in een inrichting voor stelselmatige daders met een regime van beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het individueel regime kunnen gedetineerden worden
geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een regime van (algehele of) beperkte gemeenschap te
functioneren of te verblijven.

4.3. Vast staat dat klager op 7 mei 2014 tijdens een rapportafhandeling het afdelingshoofd heeft uitgescholden, hem een kopstoot heeft gegeven en hem heeft geschopt. Dit is een zodanig ernstig vergrijp dat de selectiefunctionaris op grond daarvan in
redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager met zijn gedrag – wat er ook zij van zijn overige functioneren – een ernstig beheersriscio vormde voor anderen en ten gevolge daarvan niet langer in staat was in een inrichting voor stelselmatige daders met
een regime van beperkte gemeenschap te verblijven. Mitsdien kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden
aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4.4. Niets afdoende aan het bovenstaande overweegt de beroepscommissie ten overvloede dat zij ervan uitgaat dat de selectiefunctionaris klager, zodra diens gedrag correct en stabiel is, weer zal terugplaatsen naar een inrichting voor stelselmatige
daders met een regime van beperkte gemeenschap opdat klager daar het laatste gedeelte van zijn ISD-maatregel, waarvan de einddatum in januari 2015 ligt, kan ondergaan.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 20 oktober 2014

secretaris voorzitter

Naar boven