Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0579/GA, 20 september 2002, beroep
Uitspraakdatum:20-09-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/579/GA

betreft: [klager] datum: 20 september 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 11 maart 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 25 februari 2002 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) Torentijd te Middelburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2002, gehouden in de locatie Zoetermeer te Zoetermeer, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij het h.v.b. Torentijd te Middelburg.

Bij tussenuitspraak d.d. 14 juni 2002, 02/597/GA, heeft de beroepscommissie de onderhavige zaak aangehouden, teneinde de directeur van het h.v.b. Torentijd te Middelburg in de gelegenheid te stellen om een fles, inhoudende een (toennog) ongedefinieerde substantie, te laten onderzoeken door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) te Rijswijk. Op 22 augustus 2002 heeft de beroepscommissie kennisgenomen van het hieraan gehechte rapport van het NFI, van 16augustus 2002.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zes dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel met verwijdering van klagers televisie voor de duur van de opsluiting, wegens het op cel voorhanden hebben van eenfles inhoudende een alcoholhoudende vloeistof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de fles die op mijn cel is gevonden zit siroop met water. Ik had deze fles niet verstopt, want ik had niets te verbergen. Er zat zeker geen alcohol in die fles. Ook heb ik er geen verse vruchten in gestopt. Ik heb direct gevraagdom een deskundig onderzoek naar de inhoud van de fles. Ik heb hierom gevraagd via het bureau selectie- en detentiebegeleiding. Het hoofd van de afdeling heeft mij echter laten weten dat de fles was verzegeld. Ik ben overgeplaatstnaar het h.v.b. De Boschpoort te Breda. Ik mocht de fles niet meenemen. Siroop met water kan nooit alcohol worden. Siroop kun je gewoon kopen in de inrichtingswinkel.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De fles heb ik hier bij mij; hij is achtergehouden als bewijs voor de beklagcommissie en de beroepscommissie. Niet is aan de orde geweest wat de inhoud van de fles precies is, of zou kunnen zijn. De betrokken penitentiairinrichtingswerkers (p.i.w.-ers) en later de leden van de beklagcommissie hebben aan de fles geroken en geconstateerd dat er een alcohollucht was waar te nemen. Klager is gestraft op grond van een redelijk vermoeden van schuld aanhet op cel voorhanden hebben van een fles, inhoudende een alcoholhoudende substantie.

3. De beoordeling
Het rapport van het NFI d.d. 16 augustus 2002, waarvan de beroepscommissie naar aanleiding van haar tussenuitspraak d.d. 14 juni 2002 heeft kennisgenomen, vermeldt - zakelijk weergegeven - het volgende:

„In de vloeistof van een Coca Cola fles werd een ethanolconcentratie gemeten van 4,4 milligram per milliliter vloeistof. Ethanol is de chemische naam van alcohol die in bier en wijn en dergelijke voorkomt.“

Vast is komen te staan dat de onderhavige beslissing van de directeur is genomen, nadat er op klagers cel een fles was aangetroffen waarvan de inhoud naar alcohol rook. De betrokken p.i.w.-ers, alsmede de leden van debeklagcommissie hebben deze geur kunnen waarnemen. Ten tijde van de zitting van de beroepscommissie d.d. 22 april 2002 was dit niet (meer) mogelijk.

Nu uit het rapport van de NFI is gebleken dat de betreffende fles een alcoholhoudende substantie bevatte, is naar het oordeel van de beroepscommissie aannemelijk dat de onderhavige disciplinaire straf aan klager is opgelegd, nietslechts op grond van het aantreffen van een verdacht uitziende fles op klagers cel, maar op basis van de geur van de inhoud daarvan en het daarmee samenhangende vermoeden van het voorhanden hebben van alcohol.
De beslissing van de directeur kan derhalve niet worden aangemerkt als in strijd met de wet, noch als onredelijk of onbillijk. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissiebevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. drs. A. Rook, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kruithof, secretaris, op 20 september 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven