nummer: 14/2221/GA
betreft: [klager] datum: 5 november 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 13 juni 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwolle
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 9 september 2014, gehouden in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, is klager bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.H. van Keulen gehoord. De directeur van de p.i. Zwolle heeft schriftelijk laten weten verhinderd
te zijn ter zitting te verschijnen. De directeur is in de gelegenheid gesteld nader schriftelijk te reageren op het beroep. Op 3 oktober 2014 is zijn reactie ontvangen. Klagers raadsvrouw is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de plaatsing van klager op de extra zorgvoorziening (EZV) van de p.i. Zwolle.
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager verbleef op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden van de p.i. Vught en is op 1 april 2014 overgeplaatst naar een
reguliere afdeling van de p.i. Zwolle. Enkele weken na klagers plaatsing in de p.i. Zwolle is klager overgeplaatst naar het PPC van de p.i. Amsterdam Over-Amstel zonder dat klager is geïnformeerd over de redenen die aan de overplaatsing ten grondslag
lagen. Klager zou niet te handhaven zijn, terwijl in de p.i. Vught werd geconcludeerd dat er geen beheersmatige problemen waren. Na bezwaar is klager teruggeplaatst naar de p.i. Zwolle, doch op grond van vage verdachtmakingen. Klager heeft twee maanden
op de EZV-afdeling verbleven. Klager wil een tegemoetkoming. Ter zitting van de beroepscommissie heeft klager een pleitnota overgelegd waarin hij wijst op het onzuivere gedrag van het personeel. Klager is slachtoffer van het manipulatieve gedrag van
een
p.i.w.-er. Hierdoor is klager ten onrechte overgeplaatst naar het PPC Amsterdam.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In het beroepschrift zijn geen aanvullende gronden aangevoerd. De directeur volhardt in het voor de beklagcommissie ingenomen standpunt. Klager is
op
1 april 2014 overgeplaatst vanuit de p.i. Vught vanaf de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) met een basisprogramma. Hij verbleef op een afdeling met een groepsgrootte van maximaal zes personen. Klager komt zeer dreigend en
intimiderend over en heeft bij binnenkomst in Zwolle meteen al een conflict met een p.i.w.-er. Klager heeft een geschiedenis van meerdere plaatsingen op een BPG-afdeling. Klager is aangemeld voor een PPC en op 25 april 2014 weer teruggeplaatst nadat
zijn bezwaar tegen de plaatsing in een PPC gegrond was verklaard. De psycholoog adviseert klager te plaatsen op een EZV-afdeling aangezien nog steeds sprake is van gedragsproblematiek. Klager is het hier niet mee eens en wil hierover niet met de
psycholoog in gesprek gaan. Klager vecht alles aan via zijn advocaat. Op de EZV-afdeling kan bezien worden hoe het met klager gaat. Een geleidelijke overgang van een EZV met meer structuur naar een grotere afdeling is redelijk.
3. De beoordeling
De beslissing van de directeur tot plaatsing van een gedetineerde op een EZV-afdeling is een beslissing waartegen op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw beklag openstaat. Klager had derhalve door de beklagcommissie in zijn klacht moeten worden
ontvangen.
De EZV is een afdeling voor het stabiliseren en beschermen van kwetsbare gedetineerden die (psycho)sociale zorg nodig hebben, maar relatief weinig beheersproblemen veroorzaken. In het geval van klager is gebleken dat hij, voor zijn plaatsing in de p.i.
Zwolle, op de BPG-afdeling van de p.i. Vught verbleef, doch dat geen beheersmatige componenten meer aanwezig waren om hem daar langer te laten verblijven. Klagers gedrag is echter niet veranderd. Volgens de directeur van de p.i. Zwolle komt klagers
gedrag als dreigend en intimiderend over. Het is – zo begrijpt de beroepscommissie – deze gedragsproblematiek op grond waarvan de psycholoog heeft geadviseerd klager na zijn onterechte plaatsing op een PPC “om te beginnen” te plaatsen op de
EZV-afdeling. De directeur wil met klagers plaatsing op een EZV-afdeling nagaan hoe het met klager gaat en heeft gelet op zijn toelichting een geleidelijke overgang naar een grotere afdeling voor ogen. Tegen deze achtergrond kan de beslissing van de
directeur bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beklag zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Kokee, secretaris, op 5 november 2014
secretaris voorzitter