Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2329/GA, 4 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:04-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2329/GA

betreft: [klager] datum: 4 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H. Uzumcu, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 juni 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij het detentiecentrum Zeist te Soesterberg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie hield zitting op 30 september 2014 in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.
Klagers raadsman kon – omdat hij geen legitimatie bij zich had – niet tot de p.i. worden toegelaten.
De directeur van het detentiecentrum heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van de zaak.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de disciplinaire straf van 1 februari 2014 van 14 dagen opsluiting in een strafcel en de disciplinaire straf van 14 februari 2014 van 14 dagen afzondering in een afzonderingscel, telkens wegens het weigeren plaats te nemen in een
meerpersoonscel.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag tegen de oplegging van de disciplinaire straf van 1 februari 2014 en het beklag ongegrond verklaard ten aanzien van de disciplinaire straf van 14 februari 2014 op de gronden als
in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht. De beklagrechter heeft klager ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht tegen de disciplinaire straf van 1 februari 2014,
aangezien klager zelf tijdig een klacht hiertegen heeft ingediend.
Ten aanzien van de disciplinaire straf van 14 februari 2014 voert de raadsman aan, dat sprake is van een ordemaatregel welke is bedoeld de orde en de veiligheid in de inrichting te bewaken. Gelet op klagers psychische klachten is het niet verantwoord
hem met een ander gedetineerde op cel te zetten. Bij verlenging van een ordemaatregel dient informatie ingewonnen te worden bij de behandelend artsen, hetgeen niet is gebeurd.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken voldoende voorgelicht over de zaak en wijst het verzoek om aanhouding af.

Ten aanzien van de disciplinaire straf van 1 februari 2014 wordt overwogen dat hetgeen in beroep is aangevoerd naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal ten aanzien
van dat onderdeel dan ook ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van de op 14 februari 2014 opgelegde disciplinaire straf wordt het volgende overwogen. In dit geval is geen sprake van verlenging van een reeds opgelegde ordemaatregel, maar van een nieuwe disciplinaire straf. Anders dan namens klager is
gesteld, kon de directeur immers in redelijkheid beslissen na ommekomst van de eerdere disciplinaire straf, ter zake van het opnieuw niet voldoen aan de herhaalde opdracht wederom een disciplinaire straf op te leggen.
De stelling dat klager wegens zijn psychische gesteldheid niet geschikt zou zijn voor een verblijf in een meerpersoonscel is door en namens klager niet met medische gegevens of anderszins onderbouwd.
Het beroep zal ten aanzien van dit onderdeel eveneens ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. I. Lispet, secretaris, op 4 november 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven