Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2404/GA, 4 november 2014, beroep
Uitspraakdatum:04-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2404/GA

betreft: [klager] datum: 4 november 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Kok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 juli 2014 van de beklagcommissie bij de locatie De Kruisberg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 september 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is klager, bijgestaan door zijn raadsman voormeld, gehoord.
De directeur van de locatie De Kruisberg is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat klager te weinig loon heeft ontvangen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft nooit gezegd dat hij vrijwillig wilde werken in de sportzaal. Die tijd kan hij immers ook besteden aan koken of bellen of iets dergelijks. Klager wilde wel betaald worden voor de uren die hij werkte. Het is een privilege baantje. Het werd
hem aangeboden. Er werd gezegd dat klager ook hele dagen kon komen. Daar heeft hij mee ingestemd. In de locatie waren vier afdelingen. Er kwam een ochtendgroep en een middag groep naar de sportzaal. Dat hield in dat klager ook tweemaal moest
schoonmaken en de apparaten moest afnemen. Toen hij zijn loonstrook kreeg, zag hij dat hij voor halve dagen betaald werd. Klager heeft de kwestie besproken met de maandcommissaris. Die gaf aan dat klager gewoon moest blijven werken en dat hij per uur
betaald zou dienen te worden. Tot op heden heeft klager echter niet volledig uitbetaald gekregen.
Klager heeft tot het moment van sluiting ca. drie maanden gewerkt, iedere week telkens van maandag tot en met vrijdag.

Klagers raadsman heeft hieraan nog toegevoegd dat het vertrouwensbeginsel geschonden is. Er is tegen klager gezegd dat er voor hele dagen werk zou zijn en klager was er ook hele dagen. Klager bleef hele dagen werken nadat hij de kwestie had aangekaart.
Hem is niet gezegd dat hij, ook al was hij in de sportzaal, niet voor alle uren betaald zou krijgen. De directie heeft, ook al was er onduidelijkheid, de situatie in stand gelaten.
Bij de beklagcommissie is wel een getuige van de inrichting gehoord. Maar klager is niet in de gelegenheid gesteld een getuige van de gedane toezegging te laten horen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting niet duidelijk is geworden wat met klager is afgesproken over de betaling van de door hem verrichte werkzaamheden. Wel staat onweersproken vast dat klager in de
door hem genoemde periode alle dagen van de week hele dagen in de sportzaal aanwezig was en daar de hem opgedragen werkzaamheden verricht heeft.
De beroepscommissie acht in het licht van het vorenstaande de beslissing van de directeur klager slechts voor halve dagen te betalen, niet redelijk. Klager mocht er immers redelijkerwijze vanuit gaan dat hij voor de gedurende de gehele dag verrichte
werkzaamheden betaald zou krijgen. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.
Nu klager gedurende ongeveer negen weken vijf hele dagen per week heeft gewerkt en slechts voor halve dagen betaald heeft gekregen, stelt de beroepscommissie de hierna te noemen tegemoetkoming vast.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 135,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. I. Lispet, secretaris, op 4 november 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven