nummer: 14/1435/TA
betreft: [klager] datum: 27 oktober 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 18 april 2014 van de beklagcommissie bij FPC De Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 25 september 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J. Serrarens. Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk bericht niet
ter zitting te verschijnen.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. maatregel van separatie op 22 december 2013;
b. maatregel van afzondering in de separeerruimte van 23 december 2013.
De beklagcommissie heeft het beklag formeel gegrond en materieel ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het hoofd van de inrichting heeft erkend dat de maatregel van afzondering niet correct is tenuitvoergelegd. Klager voelt zich gediscrimineerd
en vreesde voor zijn eigen veiligheid. Het is niet klagers taak de afdeling in de gaten te houden en andere patiënten te verraden wanneer zij brand stichten. Het conflict tussen de staf en de patiënten begon om 11.00 uur ’s-ochtends. Om 14.00 uur wordt
aan klager een kamerprogramma opgelegd vanwege allerlei verdenkingen. Als er sprake zou zijn geweest van bedreigingen, dan was klager niet pas om 18.00 uur gesepareerd maar direct om 12.00 uur. Aan klager is geen warme maaltijd aangeboden en hij zat
gewoon op zijn kamer. Klager heeft de toegezegde
€ 30,= nooit ontvangen. Klager psychische toestand is door dit incident achteruitgegaan.
De aanleiding van het conflict vormde de vele wijzigingen in de inrichting met betrekking tot het beleid omtrent pc’s, boodschappen en doorbetaling tijdens ziekte. Er werden vernielingen verricht, tv’s kapot gemaakt en brand gesticht. Klager wist niet
wat er aan de hand was. De staf besloot iedereen in te sluiten. Klager was wat opgefokt en heeft de muziek hard gezet. Sociotherapie vroeg of de muziek zachter kon worden gezet en toen dat niet gebeurde is de stroom eraf gehaald. Om 14.00 uur is aan
klager een kamerprogramma opgelegd met twee uitsluitmomenten van 17.00 tot 18.00 uur en van 20.00 tot 21.00 uur. Klager is echter gesepareerd omdat hij personeel zou hebben bedreigd. Klager ontkent dit. Klager schreeuwde wel tegen het betreffende
personeelslid, hij was een beetje opgefokt. Tijdens klagers verblijf in separatie kwam de psychiater langs die klager mededeelde dat hij de volgende dag de separeercel mocht verlaten. Klager werd echter in een andere ruimte geplaatst.
De maatregel is niet onderbouwd met een feitelijke beschrijving van het incident, bijvoorbeeld in een rapport. De maatregel is bovendien buitengewoon fors. De periode van afzondering heeft lang geduurd.
Het hoofd van de inrichting persisteert bij het voor de beklagcommissie gevoerde verweer. Op 7 mei 2014 is de compensatie van € 30,= overgemaakt op klagers rekening.
3. De beoordeling
a.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Aannemelijk is geworden dat door het gedrag van klager op 22 december 2014 en met het oog op de
handhaving
van de orde en veiligheid in de inrichting het noodzakelijk was klager te separeren. Het personeel heeft getracht met klager in gesprek te komen, maar hij liep volgens het hoofd van de inrichting onrustig heen en weer in zijn kamer, begon tegen het
personeel te schreeuwen en te schelden en bedreigde een vrouwelijk personeelslid. Ook de rest van die dag was klager dreigend in zijn uitspraken en oninschatbaar. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
B.
Op 23 december 2014 is de separatie beëindigd omdat klager weer redelijk in het contact was met het personeel. Er was geen sprake meer van een dreigende situatie. De beroepscommissie is van oordeel dat het hoofd van de inrichting onvoldoende heeft
gemotiveerd waarom desondanks het noodzakelijk was een maatregel van afzondering op te leggen en deze tot 28 december 2013 te laten voortduren. De beroepscommissie begrijpt dat het hoofd van de inrichting herstelgesprekken met klager wilde voeren, doch
daarmee is de noodzaak nog niet gegeven. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal wat dit onderdeel betreft worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Nu de rechtsgevolgen van
de
bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe. Het hoofd van de inrichting is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt hieromtrent te bepalen. De beroepscommissie stelt deze vast op € 37,50.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep wat betreft onderdeel a van het beklag ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep wat betreft onderdeel b van het beklag gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 37,50.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit:
mr. Drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, prof. Dr. H.J.C. van Marle en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 27 oktober 2014
secretaris voorzitter