Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1066/GA, 30 augustus 2002, beroep
Uitspraakdatum:30-08-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1066/GA

betreft: [klager] datum: 30 augustus 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 28 mei 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A.E. Bol,namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 8 april 2002, die op 21 mei 2002 naar partijen is verstuurd, van de beklagcommissie bij de locatie Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn, voorzover deze de vaststelling van een tegemoetkomingbetreft,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagcommissie heeft een tegemoetkoming van € 10,= vastgesteld vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de vermissing van zijn koffer met inhoud, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De tegemoetkoming staat niet in verhouding tot de door klager geleden schade. Hierbij is van belang dat zich in de koffer van klager stukken bevonden met betrekking tot een strafzaak in Engeland, waarin hij werd verdacht van handelin drugs. Hij diende vóór 1 april 2002 contact op te nemen met Justitie in Engeland in verband met de inbeslagname van 85.000 Duitse marken. Klager heeft aangegeven dat hij het geld in bezit had voor zijn werkgever in Albanië voorhandel in vlees. Hij kon dit met de papieren in de koffer aantonen. Naast de papieren bevonden zich kleren in de koffer. Klager heeft tijdens de beklagzitting aangegeven via zijn vrouw aankoopnota’s te kunnen overleggen. Hij heeftnog geen verdere vergoeding gekregen voor de door hem geleden schade, ondanks een verzoek daartoe aan de directie. Klager verzoekt om toekenning van een hogere vergoeding ter compensatie van het zoekraken van zijn koffer.

De directeur heeft daarop als volgt gereageerd.
Tijdens de beklagzitting heeft de directeur aangegeven met klager een schikking te willen treffen omtrent de schade. De acties hiervoor zijn in gang gezet. Het ongemak dat klager heeft ondervonden is volgens de directeur niet uit tedrukken in een financiële waarde. Het bedrag is dan ook louter symbolisch toegekend. De hoogte van het bedrag acht de directeur, gelet op het vorenstaande, aanvaardbaar.

Aanvullend heeft de directeur nog het volgende verklaard.
Klager krijgt een schadevergoeding voor de vermissing van een aantal kledingstukken, een toilettas met inhoud en de koffer ter hoogte van € 1055,43,=. De directeur heeft de financiële afdeling opdracht gegeven dit bedrag over temaken op klagers rekening courant.

3. De beoordeling
Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak. Alsmaatstaf daarvoor kunnen dienen het eventueel gederfde loon en de gemiste faciliteiten.
De tegemoetkoming is niet bedoeld als schadevergoeding, voor het verkrijgen waarvan andere wegen openstaan. Zo kan klager ingevolge de circulaire van 13 augustus 1993, kenmerk 383893/93/DJ, een verzoek om schadevergoeding richtenaan de directeur van de desbetreffende inrichting, terwijl hij zich ook kan wenden tot de civiele rechter.
De beroepscommissie stelt vast dat de directeur de financiële afdeling van zijn inrichting de opdracht heeft gegeven om aan klager bij wijze van schadevergoeding een bedrag van
€ 1055,43 over te maken.
De beroepscommissie komt, bij afweging van alle belangen en omstandigheden van het geval, tot het oordeel dat de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming als juist kan worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrondworden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 30 augustus 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven