Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3795/GB, 24 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:24-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/3795/GB

Betreft: [klager] datum: 24 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.H. Boomstra, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 oktober 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich 29 oktober 2014 te melden in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad ongegrond verklaard.

2. De feiten
Op 1 oktober 2014 is klager opgeroepen zich op 29 oktober 2014 te melden in de gevangenis van de p.i. Lelystad voor het ondergaan van 14 dagen gevangenisstraf. Op 7 oktober 2014 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 8 oktober 2014
ongegrond is verklaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het is juist dat klager op 17 juni 2014 is aangehouden ten tijde van een periode waarin het rijbewijs van klager niet geldig was. Klager heeft zich vergist en meende te mogen rijden. Hij was in
het bezit van zijn rijbewijs, het rijbewijs was echter ongeldig verklaard. Hij heeft dientengevolge uren op het politiebureau doorgebracht en vervolgens een brief ondertekend inhoudende de dagvaarding voor een zitting op 9 september 2014. Klager stelt
dat de dagvaarding correct is betekend, maar niet is meegegeven aan klager of ter beschikking is gesteld. Hij was in de veronderstelling dat hij een oproep zou ontvangen voor een eventuele zitting. Hij is derhalve niet verschenen ter zitting op 9
september 2014 en heeft derhalve geen verweer kunnen voeren. Klager is een first offender. Onvoorwaardelijke gevangenisstraf is derhalve in het licht van het ontbreken van een relevant justitieel verleden een draconische maatregel. Klager is een
bekende
Nederlander en geniet als zanger grote populariteit. Hij kan het zich niet veroorloven om een gevangenisstraf van twee weken te ondergaan. Klager zou door het ondergaan van een gevangenisstraf een hoge mate van criminele verdenkingen op zich laden. Het
is voor klager van belang een gratieverzoek in te dienen. Gelet op de geschetste voorgeschiedenis is het verlenen van gratie zeer aannemelijk. Klager rekent er dan ook op dat er gratie zal worden verleend ten aanzien van de onvoorwaardelijke
gevangenisstraf en dat hem een passende maatregel zal worden geboden. Klager kan echter nog geen gratieverzoek indienen omdat eerst een gratieverzoek kan worden ingediend na het verstrijken van drie maanden na het moment van onherroepelijkheid. Het is
om die reden dat klager verzoekt de tenuitvoerlegging uit te stellen. Klager heeft inmiddels hoger beroep ingesteld en met dit gegeven kan de stelling dat de zaak onherroepelijk is niet langer standhouden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Voorop staat dat de gevolgen van een vrijheidsstraf voor rekening en risico zijn van de veroordeelde. Om deze reden, en om de capaciteit binnen het gevangeniswezen zo
efficiënt mogelijk te benutten, wordt slechts in uitzonderlijke omstandigheden uitstel verleend. Voorop staat de noodzaak tot tenuitvoerlegging. Klager heeft nog geen gratieverzoek ingediend. Het uitstel dat klager heeft verzocht, past niet in het
geldende beleid voor het verlenen van uitstel van de tenuitvoerlegging van lopende vonnissen.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Lelystad is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3. Voorop moet worden gesteld dat er geen twijfel bestaat over de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de veertien dagen gevangenisstraf. De selectiefunctionaris heeft uit mogen gaan van de juistheid van hetgeen door het CJIB aan hem is verzocht.
Dat
klager een akte van instellen hoger beroep heeft overgelegd ten aanzien van het over hem gewezen vonnis door de politierechter op 9 september 2014, betekent niet dat klager in zijn hoger beroep wordt ontvangen en hij toont daarmee niet aan dat hij niet
onherroepelijk veroordeeld is. Het hoger beroep is overigens pas ingesteld nadat het bezwaar van klager ongegrond was verklaard. Het door klager aangevoerde argument dat hij een bekende Nederlander is en het zich niet kan veroorloven om veertien dagen
gevangenisstraf te ondergaan, omdat dit een hoge mate van criminele verdenkingen met zich mee zou brengen, past niet binnen het geldende beleid waar het betreft het verlenen van uitstel inzake de tenuitvoerlegging van vonnissen. De beslissing van de
selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

14/3795/GB

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 24 oktober 2014

secretaris voorzitter

Naar boven