Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2720/GA, 27 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:27-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Urinecontrole  v

Uitspraak

nummer: 14/2720/GA

betreft: [klager] datum: 27 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.K. Cheng, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 juli 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Westlinge te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 oktober 2014, gehouden in de penitentiaire inrichting Lelystad, is klager, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.
De directeur van de locatie Westlinge heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op 7 oktober 2014 is schriftelijk aan de directeur verzocht nadere inlichtingen te verstrekken over het verloop van de urinecontrole. Deze inlichtingen zijn op 20 oktober 2014 ontvangen. Een afschrift van de schriftelijke reactie is op 21 oktober 2014
naar klager en zijn raadsman verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens een positieve urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Normaal gesproken neemt de mentor de urinecontrole af. De mentor Ron was vrij, dus heeft een ander personeelslid de controle afgenomen. Klager heeft niet zelf de stickers geplakt op de buisjes. De medewerker zei dat hij geen stickers bij zich had en
hij
zou de stickers op kantoor op de buisjes plakken. Klager heeft het formulier in goed vertrouwen en uit automatisme ondertekend. Klager heeft nooit cocaïne gebruikt. Hij heeft nimmer problemen gehad met een urinecontrole. Klager is onterecht gestraft.
Hij heeft een contraonderzoek laten uitvoeren, maar de uitslag was ook positief. Het had geen zin om een bevestigingsonderzoek te laten uitvoeren, omdat dit dezelfde urine betreft. Door de uitslag is klager overgeplaatst naar de p.i. Almere. Ook daar
heeft klager urinecontroles moeten ondergaan. De uitslagen zijn negatief. Klager blijft consistent in zijn verhaal hierover. Ook de inrichtingspsycholoog van justitie oordeelt dat klager een authentieke indruk maakt als het gaat over onrecht dat hem is
aangedaan met betrekking tot de urinecontrole. Inhoudelijk wordt verwezen naar het consult en het vervolgconsult.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
Bij de medewerker die de urinecontrole heeft afgenomen is navraag gedaan. De betreffende medewerker kan zich niet anders herinneren dan dat er geen bijzonderheden waren. De afname is volgens de regels gegaan. De stelling van klager dat hij nimmer
positief heeft gescoord bij een urinecontrole is niet juist. Op 1 september 2013 heeft klager positief gescoord op THC toen hij verbleef in de p.i. Lelystad.

3. De beoordeling
De wijze van uitvoering van een urinecontrole is nader geregeld in de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (verder: de Regeling). In artikel 3 “Afname van urinemonsters”, vijfde lid, is bepaald dat de gedetineerde onder toezicht van een
ambtenaar of medewerker de urine over twee aan hem verstrekte buizen verdeelt. De gedetineerde sluit de buizen af, waarna de ambtenaar of medewerker controleert of de buizen goed zijn afgesloten. De gedetineerde plakt vervolgens stickers met een uniek
registratienummer of code op de twee buizen. Klager stelt dat hij zelf niet de stickers op de buizen heeft geplakt, maar dat deze handeling is verricht door een medewerker. Klager meent dat de procedure niet overeenkomstig artikel 3 van de Regeling
heeft plaatsgevonden. De betreffende medewerker kan zich geen bijzonderheden herinneren. Vaststaat dat klager heeft getekend dat de urinecontrole overeenkomstig de procedure als beschreven in artikel 3 van de Regeling is afgenomen. Dit blijkt uit het
“aanvraagformulier analyse urinemonster”. De beroepscommissie beslist dan ook als volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. Holten, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven