Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3495/GV, 24 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:24-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3495/GV

betreft: [klager] datum: 24 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 12 september 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster om haar beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klaagster heeft het beroep als volgt toegelicht. Klaagster heeft dringend een strafonderbreking nodig, gelet op de medische situatie van haar echtgenoot. Zij wil hem en hun twee kinderen kunnen verzorgen. Klaagster heeft een nadere onderbouwing van de
ernst van de gezondheidssituatie van haar echtgenoot bij het beroepschrift gevoegd. Ook de Medisch Adviseur heeft, net als de inrichting, positief geadviseerd op het verzoek.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klaagster heeft om strafonderbreking verzocht in verband met de gezondheid van haar echtgenoot en omdat zij voor hun twee 15-jarige kinderen wil zorgen. Klaagster is gedetineerd in verband met een schadevergoedingsmaatregel en heeft – ten tijde van het
schrijven van de toelichting van de Staatssecretaris – een strafrestant van 331 dagen. Het verzoek is afgewezen. De Medisch Adviseur heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek. Zijns inziens is een strafonderbreking op medische gronden
geïndiceerd. Op grond van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) staat strafonderbreking slechts open voor veroordeelden tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Gelet daarop komt klaagster niet in aanmerking voor een
strafonderbreking. De omstandigheid dat er kennelijk wel een noodzaak is om de detentie van klaagster te onderbreken maakt dit niet anders. Dat geldt temeer nu onvoldoende duidelijk is gemaakt dat klaagster de enige is die een en ander zou moeten
regelen.

Op klaagsters verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Ter Peel heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek.
De medisch adviseur heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking.

3. De beoordeling
Klaagster ondergaat een vervangende hechtenis van 338 dagen met aftrek, in verband met een aan haar opgelegde schadevergoedingsmaatregel van (in het totaal) € 80.448,00.

Strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.

De Staatssecretaris heeft het verzoek om strafonderbreking afgewezen omdat dit wettelijk niet mogelijk zou zijn. Daarbij is verwezen naar de Toelichting op de Regeling. Uit die toelichting komt naar voren dat strafonderbreking open staat voor
veroordeelde gedetineerden. Uitgangspunt bij de strafonderbreking is dat de aan de gedetineerde opgelegde vrijheidsstraf wordt onderbroken. In de opvatting van de Staatssecretaris is er bij klaagster geen sprake van een vrijheidsstraf.

Op grond van artikel 1, aanhef en onder s, van de Pbw, waarvan de Regeling een uitvoeringsregeling is, valt vervangende hechtenis onder het begrip vrijheidsstraf.
De Staatssecretaris is daarom bij zijn beslissing uitgegaan van een verkeerd uitgangspunt. Nu niet is weersproken dat er overigens, gelet op het advies van de medisch adviseur en de directeur, geen overwegende bezwaren tegen het verlenen van een
strafonderbreking zijn, moet worden geoordeeld dat de bestreden beslissing van de Staatssecretaris is genomen op gronden die deze niet kunnen dragen.
De bestreden beslissing zal daarom worden vernietigd en aan de Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen binnen veertien dagen na ontvangst van deze uitspraak, met inachtneming van deze uitspraak.

De beroepscommissie acht, nu de gevolgen nog ongedaan gemaakt kunnen worden, geen termen aanwezig voor het toekennen van een (financiële) tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 oktober 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven