Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1585/TA en 14/1629/TA, 6 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:06-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1525/TA

betreft: [klager] datum: 6 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC de Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 2 mei 2014 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 september 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch
medewerker en [...], hoofd behandeling.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vertraging in klagers behandeling en zijn resocialisatietraject.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De inrichting is van mening dat het beklag ziet op de wijze waarop de zorg wordt betracht en om die reden had klager niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Klager heeft ook in de periode van wisseling van hoofden behandeling en de reorganisatie
zijn
behandeling kunnen voortzetten. Klager heeft meerdere therapieën en zorgprogramma’s doorlopen en hij heeft arbeids- en onderwijsblokken gevolgd. Er bestaat echter terughoudendheid in de effecten van alle therapeutische interventies. Vooralsnog is niet
duidelijk of en zo ja in welke mate klager hiervan heeft geprofiteerd. Bij klager is sprake van een complexe problematiek, welke ten grondslag ligt aan zijn indexdelict en nog steeds actueel is. Klagers behandeling is niet vertraagd door toedoen van de
inrichting. Klagers therapeut is lange tijd dezelfde gebleven en ook het multidisciplinaire team, dat klagers voortgang volgt, heeft jaren lang voor het grootste gedeelte uit dezelfde mensen bestaan.
Namens het hoofd van de inrichting wordt erkend dat de situatie op de afdeling niet optimaal is geweest en dat er knelpunten waren in verband met de wisselingen van de hoofden behandeling. De wisseling van hoofden behandeling ondermijnt de kwaliteit
van
de behandeling. De behandeling van een tbs-gestelde bestaat ook uit het volgen van therapieën. Dit vindt echter grotendeels buiten de afdeling plaats en ook bij een wisseling van het hoofd behandeling gaan deze therapieën door. Het behandelplan is
leidend.
De vergelijking die de beklagcommissie maakt van het niet doorgaan van verlof wegens structureel personeelstekort met de diverse wisselingen van de hoofden behandeling op klagers afdeling gaat niet op. Bij het niet doorgaan van verlof gaat het verlof
daadwerkelijk niet door, terwijl bij een wisseling van hoofden behandeling geen sprake is van het stoppen van de behandeling van een patiënt.
In klagers geval is geen sprake van het niet betrachten van de zorgplicht. Voorts is een vertraging in de behandelvoortgang onvoldoende komen vast te staan.

Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Er was sprake van een zeer ernstige situatie op de afdeling Onyx en de beklagcommissie van de inrichting heeft daarover meerdere uitspraken gedaan. Ook de rechtbank Middelburg en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden hebben in hun uitspraken in
verlengingszaken van tbs-gestelden aan deze situatie aandacht besteed. Er bestond een chronisch probleem op klagers afdeling waar hij zelf niets aan kan doen. Het feit dat er zo snel achter elkaar diverse hoofden behandeling zijn vertrokken zegt wel
iets. Klager heeft veel last gehad van de vele wisselingen van de hoofden behandeling. Zodra er een band was opgebouwd met een hoofd behandeling kwam er al weer een ander hoofd behandeling. Het beklag is niet alleen gericht tegen de wisselingen van
hoofden behandeling, maar ook tegen de wisseling van personeelsleden. Ook bij categorale intrekking van verloven of de intrekking wegens een structureel personeelstekort heeft de beroepscommissie het beklag ontvankelijk verklaard.
Er zijn klachten over de situatie op afdeling Onyx naar het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gezonden. De raadsman verwijst naar artikel 3 EVRM. In zeer schrijnende omstandigheden dient de beroepscommissie een klacht over de behandeling
van een tbs-gestelde ontvankelijk te verklaren. Van dergelijke omstandigheden was sprake.
Klager slaapt nu op de afdeling Aquamarijn. Op die afdeling is echter geen huiskamer en iedereen van de afdeling Aquamarijn maakt gebruik van de huiskamer van afdeling Onyx. Volgens klager is het een rommeltje op de afdeling.

3. De beoordeling
Een vermeende schending van het aan artikel 17 van de Bvt te ontlenen recht op behandeling (overeenkomstig het verplegings- en behandelingsplan) is alleen vatbaar voor beklag als sprake is van het niet betrachten van de in dit artikel neergelegde
zorgplicht. Indien sprake blijkt te zijn van de wijze van betrachten van die zorgplicht zal klager, gelet op het bepaalde in artikel 56, vierde lid, van de Bvt, in zijn beklag niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
De behandeling als bedoeld in artikel 1, onder v, van de Bvt bestaat naar het oordeel van de beroepscommissie niet enkel uit therapieën of activiteiten die specifiek zijn gericht op de stoornis en op resocialisatie, maar ook uit bijvoorbeeld
observatie,
diagnostiek en deelname aan programmaonderdelen en groepsactiviteiten.
Ter zitting is door de inrichting onweersproken gesteld dat klager in de inrichting aan verschillende therapieën en onderzoeken heeft deelgenomen.

Gelet op het vorenstaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat het hier niet gaat om het niet-betrachten van de zorgplicht van artikel 17 Bvt, doch om de wijze van betrachten daarvan. Daartegen staat ingevolge artikel 56, vierde lid, van de Bvt
geen beklag open. De beroepscommissie merkt in dit verband op dat zij niet bevoegd is een oordeel te geven over de wijze waarop de inrichting een behandeling vorm geeft en de vraag of voldoende behandeling is aangeboden.
De beroepscommissie overweegt dat aan klager een op resocialisatie gerichte behandeling is aangeboden en dat van schending van artikel 3 EVRM geen sprake is.
Op grond van het voorgaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 6 oktober 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven