Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2519/GB, 2 oktober 2014, beroep
Uitspraakdatum:02-10-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/2519/GB

Betreft: [klager] datum: 2 oktober 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.J. Jansen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 14 juli 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift tegen de plaatsing in de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 23 december 2013 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Haarlem. Op 23 juni 2014 is hij geselecteerd voor de gevangenis van de p.i. Almere, waar een regime van beperkte
gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is geselecteerd voor een normaal beveiligde inrichting op basis van een negatief advies van de advocaat-generaal. Klager is echter van mening dat hij geselecteerd moet worden voor een (zeer) beperkt beveiligde inrichting ((z).b.b.i.) Het advies
van de advocaat-generaal is slechts gebaseerd op de feiten waarvan klager wordt verdacht. Tegen de veroordeling in eerste aanleg heeft hij echter hoger beroep ingesteld. Klager is positief ingesteld en werkt aan een succesvolle toekomst. Klager is lid
van de Gedetineerden Commissie en heeft met succes de training Kiezen voor Verandering gevolgd. Hij heeft ook recht op detentiefasering en de daarbij behorende vrijheden. Contact met de aangevers wordt onwenselijk geacht, maar dit kan met andere,
minder
ingrijpende maatregelen worden ondervangen, zoals een locatieverbod of een enkelband.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Uit het advies van de advocaat-generaal blijkt dat er sprake is van een gevaar voor recidive, nu er een herhaling van het plegen van delicten is. Ook is er een gevaar voor het ernstig verstoren van de openbare orde. Daarnaast bestaat er een risico op
een ongewenste confrontatie met slachtoffers van klager. Het huidig delict waar klager van wordt verdacht, is gepleegd tijdens een proeftijd van een eerder gepleegd delict. Klager is een ontkennende verdachte, waardoor het recidiverisico niet is in te
schatten. Tevens heeft de directeur van de p.i. Haarlem klagers verzoek tot algemeen verlof afgewezen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant
hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. Klager is in eerste aanleg veroordeeld voor het in strijd handelen met de Wet wapens en munitie, de Opiumwet en voor bedreiging, met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd, van onder meer zijn echtgenote. Klager heeft
hiertegen hoger beroep ingesteld. Gelet op klagers strafrestant komt hij op grond van artikel 3, eerste lid, onder b van de Regeling in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i. Uit het selectieadvies van de p.i. Haarlem van 20 juni 2014 blijkt dat de
directeur positief heeft geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek tot plaatsing in een (z).b.b.i. Uit de stukken blijkt echter dat de advocaat-generaal negatief heeft geadviseerd vanwege de kans op ongewenste confrontatie met slachtoffers, gevaar
voor recidive en vanwege het feit dat klager het huidige delict heeft gepleegd in de proeftijd van een eerder gepleegd delict. Uit het door de beroepscommissie opgevraagde Uittreksel Justitiële Documentatie van 24 september 2014 blijkt dat klager sinds
2002 in aanraking komt met Justitie. Hij is onder andere veroordeeld voor heling, handel in en het in bezit hebben van wapens, drugshandel en poging tot zware mishandeling. Gelet hierop en nu klagers verzoek tot algemeen verlof is afgewezen en hij nog
niet met goed gevolg vrijheden heeft genoten komt naar het oordeel van de beroepscommissie klager, ondanks het positieve advies van de directeur, thans nog niet in aanmerking voor plaatsing in een (z).b.b.i. De op de onder 3.2 genoemde gronden
gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan dan ook, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van I.C.E. Spierings, secretaris, op 2 oktober 2014

secretaris voorzitter

Naar boven