Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3209/GB, 30 september 2014, beroep
Uitspraakdatum:30-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/3209/GB

Betreft: [klager] datum: 30 september 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. de Bruin, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 28 augustus 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

De beroepscommissie heeft ambtshalve kennisgenomen van de uitspraak van 11 september 2014 (kenmerk 14/3208/SGB) van de voorzitter betreffende de toewijzing van het schorsingsverzoek van klager.

Uit telefonische inlichtingen van het Bureau selectiefunctionarissen volgt dat het penitentiair programma (zonder elektronisch toezicht) op 12 september 2014 is hervat.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is op 16 oktober 2007 aangehouden in België. Op 8 juli 2011 is hij veroordeeld. In het kader van WOTS is klager op 5 maart 2012 overdragen aan Nederland. Hij verbleef in de locatie Sittard. Vanuit deze inrichting is op 21 januari 2014 positief
beslist op het verzoek voor deelname aan een p.p. met elektronisch toezicht. Op 23 januari 2014 is het programma aangevangen en is klager administratief ondergebracht bij PIA Roermond. Op 28 april 2014 is besloten het elektronisch toezicht af te
sluiten
vanwege goed functioneren van klager.
Op 5 augustus 2014 is beslist tot beëindiging van deelname aan het p.p. en is klager als passant geplaatst in het h.v.b. van de locatie Roermond. Op 6 augustus 2014 is klager geplaatst in de gevangenis van de locatie Roermond.
Sedert 12 september 2014 neemt klager deel aan een p.p. Klager is administratief ondergebracht bij de PIA Roermond.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Op 5 juli 2014 heeft klager zich ziekgemeld bij zijn werkgever, maar niet bij de reclasseringsbegeleider. Doorgaans geeft de werkgever een ziekmelding door aan de reclassering. Dit is de vaste procedure, zo blijkt uit de stukken. Eind juli 2014 ging de
vaste reclasseringsbegeleider van klager op vakantie. In het eerste gesprek op 28 juli 2014 met de waarnemend reclasseringsbegeleider heeft klager meegedeeld dat hij ziek is en tijdelijk niet werkt. Door de waarnemend reclasseringsmedewerker is toen
meegedeeld dat klager zich dient te melden bij de reclassering en dat klager zich 4 augustus 2014 weer zou moeten melden bij zijn werkgever. Op 4 augustus 2014 achtte klager zich niet in staat om te komen werken vanwege een blauw oog (klager werkt
onder
meer in de bediening). Klager heeft dit gemeld aan de waarnemend reclasseringsbegeleider. Deze gaf aan dat klager zich desalniettemin diende te melden op zijn werk. Het niet opdagen op werk was aanleiding om een advies tot beëindiging van het p.p. op
te
stellen. De waarnemend reclasseringsmedewerker vermeldt dat klager zich niet heeft gemeld bij de werkgever, maar inmiddels is vast komen te staan dat klager zich wel degelijk heeft gemeld op zijn werk. Hiervoor wordt verwezen naar de verklaring van de
werkgever. De werkgever was akkoord gegaan met verschijning op het werk op 6 augustus 2014.
Klager meent dat hij zich heeft gehouden aan de afspraken. Voor zover er vóór 28 juli 2014 al enige regel zou zijn overtreden, kan in ieder geval vastgesteld worden dat klager ná het gesprek met de waarnemend reclasseringsbegeleider zich heeft gehouden
aan alle afspraken. Gezien het vorenstaande had aan klager – als er al sprake is van een verwijt – eerst een waarschuwing gegeven te worden gezien de geringe aard van het feit en de grote gevolgen nadelige gevolgen voor klager. Nergens blijkt dat de
selectiefunctionaris rekening heeft gehouden met de resocialisatiebelangen van klager.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit de rapportage blijkt dat klager begin juli 2014 ziek raakte. Op 3 juli 2014 heeft de reclasseringsbegeleider een huisbezoek afgelegd in verband met de recente verhuizing (verlofadreswijziging waarvoor toestemming is gegeven). Klager heeft bij dat
huisbezoek op geen enkele wijze kenbaar gemaakt dat er sprake was van ziekte als gevolg waarvan hij niet zou kunnen werken. Klager heeft zich 4 juli 2014 door zijn broer laten ziekmelden met het bericht dat klager nieuwe medicatie had gekregen waarmee
hij niet mag rijden en werken. Klager heeft verzuimd de reclassering hiervan op de hoogte te brengen. Op 17 juli 2014 heeft de reclasseringsbegeleider een meldplichtgesprek gehad met klager. In het verslag dat hiervan is opgemaakt staat dat klager
“volop aan het werk is bij de Hamboskliniek en het er naar zijn zin heeft”. Klager heeft de suggestie gewekt dat hij volop aan het werk was. In ieder geval heeft klager door zijn ziekte bijna een maand geen invulling gegeven aan het p.p. De regels zijn
dus zeker overtreden.
Op 28 juli 2014 heeft er een gesprek plaatsgevonden met een vervangend reclasseringsbegeleider. Pas tijdens dit gesprek heeft klager aangegeven dat hij ziek was en al vanaf begin juli 2014 niet aan het werk was. Klager had op basis van zijn ziekte geen
invulling gegeven aan de verplichte 26 uur van het p.p. Klager was op dat moment bijna een maand buiten het zicht van de reclassering geweest, nu ook het elektronisch toezicht was beëindigd. Er is daarom sprake van ongeoorloofde afwezigheid tijdens de
detentie. Na het voordeel van de twijfel, is afgesproken dat klager zich 4 augustus 2014 moest melden bij zijn werkgever om daar zijn werk te hervatten. Op 4 augustus 2014 achtte klager zichzelf niet in staat om te werken in verband met een blauw oog.
Klager heeft naar de reclassering gebeld om door te geven dat hij pas 6 augustus 2014 wil gaan werken omdat hij vanwege zijn blauw oog geen klanten kan bedienen. Klager werd gesommeerd om zich om 13.00 uur te melden bij zijn werkgever. Klager reageerde
hier boos. Om 12.30 uur heeft klager gebeld naar de reclassering met de mededeling dat hij pas op woensdag hoeft te werken vanwege het blauw oog. Om 12.35 uur heeft de reclassering gebeld naar de werkgever en vernam dat klager zich helemaal niet had
gemeld bij de werkgever. Opnieuw is klager ongeoorloofd afwezig. Gelet op artikel 9, lid 2, van de Penitentiaire maatregel, kan de directeur een waarschuwing geven aan de p.p.-deelnemer. In andere gevallen kan aan de selectiefunctionaris verzocht
worden
het p.p. te beëindigen. Gezien hetgeen gebeurd was, werd het stadium van waarschuwen als een gepasseerd station beschouwd. Uit de rapportage blijkt dat de reclassering heeft voorgesteld het p.p. te beëindigen. De vervangend reclasseringsbegeleider is
op
basis van haar ervaring en gelet op de regelgeving al heel toeschietelijk geweest om klager het voordeel van de twijfel te geven toen bleek dat hij al bijna een maand ziek was en dit niet heeft meegedeeld aan de vaste reclasseringsbegeleider in het
gesprek van 17 juli 2014.

4. De beoordeling
In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

Bij de waarnemend reclasseringsbegeleider is de indruk gevestigd dat klager zich in strijd met de hierover gemaakte afspraken niet op 4 augustus 2014 had gemeld bij de werkgever. Nu blijkt dat klager dit wel had gedaan, is de grond voor beëindiging van
het p.p. komen te vervallen. De op de onder 3.2. genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris dient dan ook als onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd en zal het
beroep gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen, gelet op klagers hieraan voorafgaande gedrag in juli 2014.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 30 september 2014

secretaris voorzitter

Naar boven