nummer: 14/2445/GA
betreft: [klager] datum: 11 september 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 16 juni 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Tevens is de registratiekaart van klager opgevraagd.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van een verlofaanvraag op 12 maart 2014.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klagers moeder kan niet vaak op bezoek komen omdat zij suikerziekte heeft en last van haar longen en hart. Zij heeft een scootmobiel gekregen. Klager heeft niemand van zijn familie, behalve zijn moeder. Klagers vader is in mei 2013 overleden en hij wil
graag met zijn moeder een bloemetje bij het graf leggen. Klager gedraagt zich goed in detentie en hij doet gemotiveerd mee aan activiteiten. Toen klager een oproep kreeg van de rechter, was er geen vervoer geregeld en hij had ook bericht gehad dat hij
niet vervolgd zou worden. Klager stelt voor om met een enkelband op verlof te gaan, zodat hij naar de reclassering en advocaat kan gaan en naar zijn moeder. Klager zal zich niet onttrekken aan zijn detentie. Klager zat eerst gedetineerd vanwege
overtreding van een stadsverbod en nu voor boetes. Klager heeft hiervoor een regeling getroffen en staat onder bewind.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Klager was ten tijde van de bestreden beslissing - en overigens ook thans nog - gedetineerd op grond van de aan hem opgelegde lijfsdwang, zulks in verband met een ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek
van Strafrecht (Sr). De lijfsdwang geldt op grond van het tiende lid van artikel 36e Sr als een maatregel.
Op grond van artikel 14 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting komt een gedetineerde voor algemeen verlof in aanmerking wanneer hij, al dan niet onherroepelijk, is veroordeeld tot een vrijheidsstraf. Op grond van artikel 1, onder s, van
de
Pbw wordt onder vrijheidsstraf verstaan de gevangenisstraf, (vervangende) hechtenis, militaire detentie en (vervangende) jeugddetentie. De lijfsdwang wordt hier niet genoemd, doch pas in de definitiebepaling van de vrijheidsbenemende maatregel van
artikel 1, onder t, van de Pbw. Mitsdien kan klager niet in aanmerking komen voor algemeen verlof. De directeur heeft derhalve terecht de aanvraag afgewezen, zij het op de verkeerde gronden. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren en de
uitspraak van de beklagcommissie bevestigen met verbetering van de gronden als hiervoor is vermeld.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van de gronden.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 11 september 2014
secretaris voorzitter