nummer: 14/1742/GA
betreft: [klager] datum: 10 september 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den Ijssel,
gericht tegen een uitspraak van 13 mei 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft klager alsmede zijn raadsman mr. C.I. Zaad in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de omstandigheid dat op de wasdag klagers vuile handdoeken niet zijn opgehaald.
De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 2,50 toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Het beklag is gegrond verklaard, omdat de directeur wegens een omissie niet tijdig een schriftelijke reactie heeft gegeven op
het beklag. De directeur is het echter niet eens met de uitspraak van de beklagrechter nu op de dubbelcel waar klager verbleef het wasgoed van één persoon is omgewisseld en van klager geen vuile was is aangetroffen. De directeur verwijst daartoe naar
de
lijst waarop dit wordt bijgehouden. Het is derhalve voldoende aannemelijk dat klager zijn vuile wasgoed niet heeft klaargelegd.
Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
Handelen, nalaten daaronder begrepen, van personeel in een inrichting in het kader van de uitoefening van zijn taak, moet behoudens puur feitelijk handelen in beginsel worden gezien als handelen van of namens de directeur waartegen beklag openstaat op
grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De klacht ziet op het niet ophalen van klagers vuile handdoeken. Nu niet gebleken is dat klager zijn klacht eerst kenbaar heeft gemaakt bij het personeel is de beroepscommissie van oordeel dat geen sprake
is
van een beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De uitspraak van de beklagrechter zal derhalve worden vernietigd en klager zal alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.
4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. C.J.G. Bleichrodt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 10 september 2014
secretaris voorzitter