Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1537/GB, 10 september 2014, beroep
Uitspraakdatum:10-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/1537/GB

Betreft: [klager] datum: 10 september 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.V van der Bom, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 april 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 18 januari 2013 gedetineerd. Hij verbleef in de locatie Torentijd te Middelburg. Op 31 juli 2013 is hij geplaatst in gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft negatief beslist op klagers detentiefasering in verband met negatieve adviezen van het openbaar ministerie (OM) en de politie, op grond waarvan ook de inrichting negatief heeft geadviseerd. De politie heeft negatief
geadviseerd omdat het verlofadres van klager in een gebied valt waar veel vermogens- en Opiumwet gerelateerde delicten plaats vinden. Klager acht dit advies onredelijk. Klager is al vele jaren in dat gebied woonachtig en het verlofadres betreft het
adres van zijn partner. Uit het advies komt naar voren dat klager zich eigenlijk niet meer in zijn eigen wijk, eigen straat en eigen woning zou kunnen ophouden. Dat advies had daarom niet mogen meewegen bij de bestreden beslissing, te meer nu dat
advies
algemeen is en niet is afgestemd op klagers specifieke situatie. Het OM acht het gevaar voor herhaling te groot terwijl elektronische beveiliging volgens het OM te weinig zekerheid biedt. Klager heeft zich evenwel tijdens de vorige detentie goed aan
afspraken gehouden. Hij heeft het hele traject goed doorlopen. Het is voor klager van belang dat hij zo goed als mogelijk kan worden klaargestoomd voor deelname aan het maatschappelijk verkeer. Als hij de hele detentie in een gesloten setting zou
moeten
doorbrengen, zou de stap naar de vrijheid wel eens te groot kunnen zijn. Klager meent dan ook dat detentiefasering voor hem en zijn omgeving van belang is. Uit de TR-rapportage komt naar voren dat klager zich eerder aan afspraken heeft gehouden en dat
er geen aanwijzingen zijn dat hij dit nu niet zou doen. Desondanks adviseert de inrichting negatief omdat er bij klager een gemiddeld hoge kans op recidive zou bestaan. Die recidive zou dan plaatsvinden na detentie omdat klager, zoals eerder vermeld,
zich tijdens detentiefasering zou houden aan afspraken. Klager meent dat hij juist de detentiefasering nodig heeft om daarna een goede terugkeer in de maatschappij te bewerkstelligen. Als hij gedurende zijn hele detentie in een gesloten inrichting moet
verblijven, zal na ommekomst daarvan het gemiddeld hoge recidivegevaar niet verminderd zijn. Klager is een rustig persoon die zich aan de regels binnen detentie houdt en wordt in het selectieadvies omschreven als een modelgedetineerde. Gelet op klagers
vermelding in de categorie “overvallers”, waarbij klager in aanmerking komt voor verscherpt reclasseringstoezicht, zijn alle waarborgen voor een goed verloop van de detentiefasering op zich aanwezig. Het beroep moet daarom gegrond worden verklaard.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klagers verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. is afgewezen in verband met de hoog/gemiddelde kans op recidive, klager heeft na eerdere detentie daadwerkelijk gerecidiveerd, er is een negatief advies van zowel OM als politie en klager maakt
onderdeel
uit van de groep gedetineerden waarop een ‘overvallers aanpak’ is afgesproken. Klagers eerdere detentie is inderdaad goed verlopen maar dit heeft er niet toe geleid dat klager zich vervolgens niet weer schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.
Klagers einddatum van detentie is op of omstreeks 25 september 2015. Voor die tijd kan vanuit de reclassering en de TR-medewerkers bezien worden wat er – in het kader van detentiefasering – aan het eind van klagers detentie mogelijk is.

3.3. Uit het reclasseringsadvies van 9 oktober 2013 blijkt dat in 1987 en in 1988 aan klager voorwaardelijke gevangenisstraffen zijn opgelegd wegens diefstal in vereniging. In 1990 werd klager veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf wegens
afpersing bij een bankoverval. In 1992 werd hij veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf wegens diefstal met geweld in vereniging. Het betrof een overval op een geldwagen. In 2000 werd hij veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf wegens afpersing en
wapenbezit in verband met een overval op een winkel. In 2007 werd hij wegens deelname aan een criminele organisatie, vrijheidsberoving, wapenbezit, inbraak en drugshandel veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf. Klager ondergaat een gevangenisstraf
van
achtenveertig maanden wegens een overval op een vleeshandel in [...]. De doelgroep “Overvallers” krijgt op verzoek van het Ministerie van Justitie een verscherpt reclasseringstoezicht opgelegd, conform Risc niveau 3.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant
hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 25 september 2015. Aansluitend dient klager een vervangende hechtenis van eenentwintig dagen op grond van de wet Terwee te ondergaan.

4.3. De politie heeft negatief geadviseerd omdat het woonadres van klager gelegen is in een zogenaamd “verzorgingsgebied”. In die buurt vinden veel vermogensdelicten en aan de Opiumwet gerelateerde delicten plaats. De beroepscommissie overweegt dat
het gegeven dat het adres waar klager zijn verlof wil doorbrengen gelegen is in een buurt waar veel delicten plaatsvinden te vaag is. Enige concrete aanwijzingen met betrekking tot het feitelijke adres zijn niet aangevoerd.

4.4. Uit de adviezen van de directeur van de locatie De Schie, politie Haaglanden en het OM alsmede uit het reclasseringsrapport blijkt voldoende dat er bij klager sprake is van een aanzienlijk recidiverisico. Gelet hierop is de beroepscommissie
van
oordeel dat niet wordt voldaan aan het vereiste van een beperkt maatschappelijk risico zoals is vereist voor een plaatsing in een b.b.i. Derhalve kan de beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet
als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol,
voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 september 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven