Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1112/TA, 5 september 2014, beroep
Uitspraakdatum:05-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1112/TA

betreft: [klager] datum: 5 september 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 maart 2014 van de beklagcommissie bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 augustus 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord.
Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep.
De beroepscommissie heeft besloten het aanhoudingsverzoek af te wijzen, verslag te maken van het besprokene ter zitting en het hoofd van de inrichting in de gelegenheid te stellen schriftelijk op het verslag te reageren en daarbij tevens de door de
beroepscommissie gestelde vragen te beantwoorden. De schriftelijke reactie van het hoofd van de inrichting is op 19 augustus 2914 ontvangen en de volgende dag doorgezonden aan klager met een reactietermijn van vijf werkdagen. De reactie van klager is
na
ontvangst ter kennisneming doorgezonden aan het hoofd van de inrichting.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het inhouden van een geldbedrag vanwege het niet aanbieden van de vuilcontainer, waardoor onder meer klager wordt gekort op het budget voor eten dat volgens de Nibudnorm is bepaald.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt ter zitting als volgt toegelicht. Hij heeft beklag ingediend nadat de budgethouder van zijn afdeling de afrekenbon van 3 januari 2014 had ontvangen. Dat moet in de loop van
januari 2014 zijn geweest. Het duurt vaak even voordat de afrekenbon op de afdeling wordt ontvangen. Hij is in beklag gegaan omdat hij zich afvraagt of de inrichting zo maar boetes kan opleggen, te meer daar de inrichting geen disciplinaire straffen
oplegt. Het gaat hem om de handelwijze en niet zozeer om het bedrag van de boete. Volgens de inrichting gaat het er om dat mensen die de vuilcontainers niet op de juiste plek afleveren moeten leren hun verantwoording na te komen. Maar die mensen komen
niet aan de beurt omdat de containers worden afgeleverd door diegenen van de afdeling die dat wel willen doen. Zo heeft ook klager dat een tijdje gedaan. Het klopt overigens niet dat het budget voor de afdeling een bedrag van
€ 5,45 voor inventaris bevat.
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt na de zitting schriftelijk als volgt toegelicht. Elke groep krijgt per week een groepsbudget, dat ten goede moet komen aan de patiënten van de groep
die
geen individueel beleid hebben. Een deel van het budget volgt uit de zorgplicht van artikel 42 Bvt en is bedoeld voor het kopen van broodmaaltijden en tussendoortjes voor de komende week. Doordeweeks wordt de warme maaltijd door de inrichting
verstrekt.
In het weekend wordt een bedrag per persoon extra toegekend voor de warme maaltijd. Dit deel van het budget is gebaseerd op bedragen die op de website van het NIBUD worden vermeld (€ 2,95 per persoon per dag en in het weekend € 1,80 extra per persoon
per dag). Daarnaast wordt zonder wettelijke verplichting op basis van een mondelinge afspraak wekelijks budget verstrekt als bijdrage voor de inventaris (€ 5,45) en voor de schoonmaak (€ 6,35). Dit hangt samen met de behandelfilosofie van de inrichting
waarin het nemen van eigen verantwoordelijkheid als uitgangspunt geldt. Elke groep heeft een budgethouder die verantwoordelijk is voor het geld en er op toe ziet dat de bestedingen voor de groep gedaan worden. De patiënten beslissen zelf over de
besteding van de middelen met als enige beperking dat het geld ten goede komt aan de groep en niet aan een individu. Tegenover het recht op groepsbudget staan ook plichten, waaronder de plicht van de groep om er voor te zorgen dat iemand van de groep
de
vuilniscontainer twee keer per week op de afgesproken plaats zet. Als deze plicht niet wordt nagekomen, wordt geen boete in de zin van een bestraffende reactie opgelegd, maar een met de groep afgesproken herstelbijdrage. Deze bijdrage is gebaseerd op
de
kosten die de inrichting maakt om er voor te zorgen dat de vuilniscontainers alsnog worden opgehaald en teruggebracht. De herstelbijdrage maakt geen deel uit van de individuele behandeling, maar maakt deel uit van de behandelfilosofie van de inrichting
ter voorbereiding op de terugkeer in de samenleving waar het gebruikelijk is dat bewoners zelf zorg dragen voor het halen en brengen van hun vuilcontainers. De regels zijn op alle groepen gelijk. Het onderhavige beleid wordt al jaren uitgevoerd zonder
dat dit in de huisregels is opgenomen en zal alsnog in de huisregels, die op dit moment worden gewijzigd, worden opgenomen.

Klager heeft daarop als volgt gereageerd. Uit navraag blijkt inderdaad dat er een bijdrage voor de inventaris van € 5,45 is. Hoewel er geen wettelijke plicht is voor een bijdrage voor de schoonmaak, moet de inrichting wel zorgdragen voor het
schoonhouden van de algemene ruimtes in de inrichting. De kosten daarvan zullen hoger zijn dan de bijdrage van € 13,10 die de inrichting nu geeft.
Volgens de inrichting is geen sprake van een boete maar van een herstelbijdrage, maar dat is ‘woordspielerij’. Het is klager in ieder geval niet bekend dat dit met de groep is afgesproken en hij kan zich ook niet herinneren daarvoor getekend te hebben.
De container wordt altijd teruggebracht door de civiele dienst en dat betekent dat diegene van die dienst voor het gedurende 30 seconden wegbrengen van de container een uurloon krijgt van € 900,= (€ 7,50 per keer, dus € 15,= per minuut en € 900,= per
uur). De inrichting spreekt van een behandelfilosofie, maar klager heeft buiten de inrichting nooit een boete gekregen als een buurman vergat zijn container buiten te zetten. Ook zelf heeft klager buiten nooit een boete gekregen.

3. De beoordeling
Anders dan de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat klagers klacht geen betrekking heeft op het niet betrachten van de zorgplicht ex artikel 42, eerste lid, Bvt dat aan verpleegden voeding wordt verstrekt dan wel dat hem voldoende
geldmiddelen ter beschikking worden gesteld om hierin naar behoren te voorzien. In dit geval kan immers niet worden geoordeeld dat daadwerkelijk sprake is van het niet betrachten van een zorgplicht waardoor een daarmee verband houdend, in de wet of
verdrag neergelegd recht is geschonden.

Naar het oordeel van de beroepscommissie moet de klacht worden opgevat als te zijn gericht tegen het zonder wettelijke grond opleggen van een geldboete aan de leefgroep waartoe klager behoort. Klager kan om die reden in zijn, tijdig ingediende klacht
worden ontvangen.

Uit de na de zitting ingekomen inlichtingen van de inrichting komt naar voren dat tegenover het wekelijks verstrekken van het groepsbudget onder meer de plicht van de groep staat om er voor te zorgen dat iemand van de groep de vuilniscontainer twee
keer
per week op de afgesproken plaats zet. Als deze plicht niet wordt nagekomen, wordt geen boete in de zin van een bestraffende reactie opgelegd, maar een met de groep afgesproken herstelbijdrage.

Hoewel de beroepscommissie het op zich zelf redelijk acht om actie te ondernemen ten aanzien van de leefgroep als wenselijk gedrag niet wordt getoond, moet het inhouden van een geldbedrag zonder dat hiervoor in de huisregels een grondslag is opgenomen,
als in strijd met de wet worden aangemerkt. Weliswaar spreekt de inrichting niet van een boete maar van een met de groep afgesproken herstelbijdrage, maar klager stelt van die afspraak niet op de hoogte te zijn. Nu de inrichting heeft erkend dat het
hier gaat om reeds jarenlang bestaand beleid dat nooit schriftelijk is vastgelegd, vindt de beroepscommissie het niet aannemelijk dat er hier sprake is van een afspraak tussen de kliniek en de patiënten. Juist door het ontbreken van een schriftelijke
vastlegging van de grondslag komt de inhouding van het geldbedrag over als een sanctie die is opgelegd aan de leefgroep waarvan klager deel uitmaakt. Daarvoor bestaat geen grondslag in de wet. Onduidelijkheid op dit punt kan de inrichting voorkomen
door
een en ander op te nemen in de huisregels die voor alle bewoners kenbaar zijn.

Het voorgaande betekent dat het beklag gegrond moet worden verklaard. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen, daar de gegrondverklaring van het beklag als voldoende genoegdoening kan worden
aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag gegrond. Zij acht geen termen voor toekenning van een tegemoetkoming aanwezig.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en drs. M.R. Daniel MPM, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 5 september 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven