Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2581/GA, 17 september 2014, beroep
Uitspraakdatum:17-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2581/GA

betreft: [klager] datum: 17 september 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 juli 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein, voor zover daarbij aan klager een tegemoetkoming is toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagrechter heeft een tegemoetkoming van € 5,= toegekend vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende de afwijzing van klagers aanvraag voor incidenteel verlof, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De tegemoetkoming is te gering omdat hij na het einde van zijn detentie geen woning heeft. Klager wilde incidenteel verlof om het contract te tekenen. Hij heeft de aanvraag op tijd ingediend. Hij eist als
tegemoetkoming drie maanden huur, dat is € 629,89 per maand. Een tegemoetkoming van € 5,= ervaart klager als een belediging.

De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. De beklagrechter heeft het beklag om formele redenen gegrond verklaard, omdat verzuimd is een schriftelijke beslissing aan klager uit te reiken. Klager heeft de aanvraag een dag voordat hij met verlof
wilde en dus niet op tijd ingediend. Klager heeft bij zijn aanvraag geen stukken overgelegd. Het BSD meende dat het ging om een bezichtiging van een woning. Pas ter zitting van de beklagrechter bleek het te gaan om het tekenen van een huurcontract
waarvoor klagers vriendin niet kon worden gemachtigd. Als dit bekend was geweest had klager ongetwijfeld het advies gekregen de afspraak te verzetten om te kijken naar mogelijke oplossingen. De aanvraag had naar alle waarschijnlijkheid geleid tot een
afwijzing gelet op artikel 31, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Klagers fictieve einddatum is op 9 maart 2015 en derhalve niet binnen drie maanden te verwachten. Door klager is geen informatie overgelegd waaruit blijkt
dat gedurende het strafrestant geen woningen meer kunnen worden bezichtigd, of dat hierin geen bemiddeling meer mogelijk is richting de verhuurder. De gevraagde hoge compensatie is niet redelijk of billijk.

3. De beoordeling
De beroepscommissie kan zich verenigen met de toegekende tegemoetkoming. De tegemoetkoming is bedoeld als compensatie voor het door klager geleden ongemak en niet als vergoeding voor de door klager geleden schade, zo daar in onderhavige zaak al sprake
van is. De beroepscommissie gaat er vanuit dat tot klagers einddatum er voldoende mogelijkheden zullen zijn om een geschikte woonruimte trachten te vinden. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover daartegen beroep is ingesteld.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 17 september 2014

secretaris voorzitter

Naar boven