Nummer : 14/2423/SGB
Betreft : [verzoeker] datum: 16 juli 2014
De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. W.R. Smeets, namens
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de locatie Roermond.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 73, vierde lid, juncto artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris van 4 juni 2014, strekkende tot beëindiging van verzoekers
deelname aan een penitentiair programma (p.p.) en tot terugplaatsing in de locatie Roermond.
De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het bezwaarschrift van 10 juni 2014, van de beslissing van de selectiefunctionaris op het bezwaarschrift van 9 juli 2014, van het op 14 juli 2014 tegen de beslissing van de selectiefunctionaris ingediende
beroepschrift, alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de selectiefunctionaris van 15 juli 2014.
1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van een beslissing van de selectiefunctionaris slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde
is daarom slechts de vraag of de beslissing van de selectiefunctionaris is genomen in strijd met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de beslissing
van de selectiefunctionaris. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Verzoeker nam sinds 18 april 2014 deel aan een p.p. met elektronisch toezicht. Aan dit p.p. waren bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder een locatiegebod. Dit locatiegebod hield in dat verzoeker doordeweeks tussen 23.00 uur en 7.00 uur en in het
weekeinde tussen 23.00 uur en 13.00 uur thuis diende te zijn. Uit de ‘Incidentenmelding PP’ van 3 juni 2014 volgt dat verzoeker op vrijdag 30 mei 2014 om 13.58 uur van huis is gegaan en op zaterdag 31 mei 2014 om 10.40 uur weer is thuisgekomen. Uit het
vorenstaande maakt de voorzitter op dat verzoeker zich niet aan het hem, als bijzondere voorwaarde, opgelegde locatiegebod heeft gehouden. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat zowel de reclassering als de directeur van de PIA Roermond hebben
geadviseerd verzoekers p.p. te beëindigen, is de voorzitter – voorlopig oordelend – van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris om verzoekers p.p. te beëindigen niet op voorhand kan worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Hetgeen
verzoeker heeft aangevoerd omtrent de reden van de schending van het locatiegebod kan aan bovenstaand voorlopig oordeel niet afdoen.
Gelet op het vorenstaande acht de voorzitter geen termen aanwezig de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris te schorsen. Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.
2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.
Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris op 16 juli 2014
secretaris voorzitter