Nummer: 14/2383/GB
Betreft: [klager] datum: 24 september 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.L.E. Marchal, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 1 juli 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) dan wel een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 6 juni 2012 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Roermond.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Ten onrechte is klagers verzoek tot plaatsing in een b.b.i. dan wel z.b.b.i. afgewezen, gebaseerd op grond van dat het Openbaar Ministerie (OM) zou hebben aangegeven dat Duitsland om uitlevering van klager heeft verzocht. Bij uitspraak van de rechtbank
Amsterdam van 28 augustus 2012 is de overlevering van klager aan Duitsland toegestaan. Voorts is bepaald dat het bevel tot gevangenhouding 10 dagen na de uitspraak is beëindigd. Er bestaat dan ook geen belemmering voor een plaatsing in een b.b.i. dan
wel z.b.b.i.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Op grond van artikel 3, tweede lid, onder a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) komen voor plaatsing in een b.b.i. niet in aanmerking gedetineerden van wie vaststaat dat zij na hun detentie
worden
uitgezet of uitgeleverd. Zo lang er bij klager sprake is van verzoek tot uitlevering aan Duitsland, komt hij niet in aanmerking voor detentiefasering.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant
hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).
4.2. Op grond van het tweede lid van genoemd artikel 3 van de Regeling komen voor plaatsing in een b.b.i. niet in aanmerking (onder meer) gedetineerden ten aanzien van wie vaststaat dat zij na detentie zullen worden uitgezet of uitgeleverd. Onder
“uitgeleverd moet tevens worden verstaan “overgeleverd”.
4.3. Uit onderliggende stukken blijkt dat de overlevering van klager aan Duitsland is toegestaan. Om die reden komt klager niet in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i. Gelet op het vorenstaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde
beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol,
voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van I.C.E. Spierings, secretaris, op 24 september 2014
secretaris voorzitter