Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1591/GA, 23 september 2014, beroep
Uitspraakdatum:23-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1591/GA

betreft: [klager] datum: 23 september 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 mei 2014 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsman en de directeur waren uitgenodigd voor de zitting van de beroepscommissie op 28 augustus 2014 in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel. Klager die was aangevoerd met extra beveiligd vervoer, is, vanwege het
ontbreken van de nodige overdrachtsafspraken, niet ter zitting verschenen.
De voorzitter van de beroepscommissie heeft daarom het beroep ter zitting van 18 september 2014, gehouden in p.i. Amsterdam Over-Amstel, behandeld.
Ter zitting zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.V. van der Bom, en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie De Schie, [...], gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. het feit dat de directeur aan de heer M., psychiater bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), inzage heeft gegeven in klager penitentiair dossier, terwijl klager hiervoor geen toestemming heeft gegeven;
b. de vermissing van een doos met kleding;
c. de omstandigheid dat de directeur klager lastigvalt met ongewenst bezoek van psychiaters;
d. het feit dat verschillende klachten in de periode van 31 maart 2013 – 16 juni 2014 niet zijn doorgestuurd naar de beklagcommissie.

De beklagcommissie heeft het beklag onder a. en c. ongegrond verklaard, het beklag onder b. gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 325,= toegekend en klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag onder d., op de gronden als in de
aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Ten aanzien van a. licht klager toe dat stukken uit zijn penitentiair dossier niet zonder zijn toestemming aan de
psychiater gegeven hadden mogen worden. Klager heeft geen toestemming gegeven. Ten aanzien van b. geeft klager aan dat de vermiste kleding allemaal splinternieuw was. De prijskaartjes zaten er nog aan. Klager had in de locatie De Schie problemen met
het
ontvangen van zijn kleding vanuit de p.i. Vught. Hij had daarom nieuwe kleding laten kopen. De kleding die hij nodig had, had hij op zijn cel. De rest van de nieuwe kleding was in de fouillering geplaatst en is verdwenen. Klager vindt de toegekende
tegemoetkoming veel te laag. Het ging om een doos vol dure merkkleding. Hij heeft verzocht om € 2500,= terwijl het eigenlijk zeker om € 4000,= euro ging. Omdat zijn advocaat zei dat hij dat niet zou krijgen heeft hij om € 2500,= verzocht. Klager draagt
ook merkloze kleding, maar dan alleen effen shirts en ondergoed en sokken. Voor de rest draagt klager merkkleding. De personeelsleden die de spullen met klager hebben gecontroleerd kunnen bevestigen dat het merkkleding was. Ten aanzien van c. licht
klager toe dat hij tegen de psychiater had gezegd dat hij geen behoefte had aan een gesprek. De psychiater is desondanks nogmaals bij klagers cel langs geweest om te vragen of klager wil praten. Daarna is ook nog een vrouwelijke gedragsdeskundige langs
geweest, terwijl iedereen er van op de hoogte was dat klager niet wilde praten. Klager vindt dat de directeur hiervoor verantwoordelijk is. Ten aanzien van d. wordt toegelicht dat alle klachten door klager worden gedateerd. Ook worden zij in een
speciaal daarvoor bestemde rode envelop gedaan. Klager heeft meerdere malen meegemaakt dat zijn klachten te laat aankwamen bij de beklagcommissie. Klager is zelfs weleens niet-ontvankelijk verklaard in een heel aantal klachten, omdat deze twee weken
waren opgespaard.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Ten aanzien van a. licht de directeur toe dat hij zich kan vinden in de uitspraak van de beklagcommissie. De psychiater,
de heer M., is in dienst van het NIFP en had alle recht klagers penitentiair dossier in te zien. Anders kan hij zijn werk niet goed uitvoeren. Ten aanzien van b. licht de directeur toe dat hij de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming,
uitgaande van de kleding die klager verder heeft, aan de ruime kant vindt. De directeur verwijst naar een lijst waarop de kleding is vermeld die klager op zijn cel heeft. Dat is geen dure merkkleding. De directeur vond het bedrag van € 2500,= dat
klager
noemde disproportioneel en is er daarom verder niet op ingegaan. Ten aanzien van c. licht de directeur toe dat de psychiater, nadat klager had aangegeven niet met hem te willen praten, nog even op de afdeling is gebleven. Later is hij nogmaals naar
klager toe gegaan om te kijken of klager misschien van gedachten was veranderd. Ten aanzien van d. geeft de directeur aan deze klacht niet te herkennen.

3. De beoordeling
a.
Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de beroepscommissie vast dat de directeur aan psychiater de heer M. heeft gevraagd te adviseren over de noodzaak van (voortduring van) de toepassing van het handboeienregime. De heer M. is
psychiater bij het NIFP. Aangezien klager niet in gesprek wilde met de psychiater heeft de psychiater inzage gehad in klagers penitentiair dossier.

In artikel 40, tweede lid, aanhef en onder d., van de Penitentiaire maatregel (Pm) is vermeld dat aan de Minister en de door deze aan te wijzen ambtenaren of medewerkers gegevens uit het dossier kunnen worden verstrekt voor zover dat noodzakelijk is
voor de behandeling van overige beslissingen de gedetineerde betreffende. Hetzelfde geldt voor de selectiefunctionaris, de directeur en de door hem aangewezen ambtenaren of medewerkers.

Het NIFP is een landelijke dienst van het ministerie van Veiligheid en Justitie en valt onder de Dienst Justitiële Inrichtingen. Gelet hierop en gelet op het bepaalde in artikel 40, tweede lid, van de Pm was de heer M. naar het oordeel van de
beroepscommissie dan ook bevoegd om klagers penitentiair dossier in te zien. Het beroep ten aanzien van a. zal ongegrond worden verklaard.

b.
Het beroep is gericht tegen de hoogte van de toegekende tegemoetkoming. Vast staat dat een doos met verschillende kledingstukken, namelijk twee petten, drie riemen, elf t-shirts, één polo, drie overhemden, drie spijkerbroeken, twee
driekwart-spijkerbroeken, acht t-shirts, twee boxershorts, acht t-shirts in plastic, dertien paar sokken, negentien paar enkelsokken en één losse enkelsok is verdwenen.
De beroepscommissie stelt voorop dat een tegemoetkoming is bedoeld voor het door klager ondervonden ongemak. In geval er sprake is van schade en indien deze schade eenvoudig is te begroten, is er aanleiding schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de
bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming. In het onderhavige geval is de omvang van de schade naar het oordeel van de beroepscommissie niet eenvoudig vast te stellen nu klager geen aankoopbonnen heeft overgelegd dan wel anderszins de waarde van de
kleding heeft aangetoond. De beroepscommissie zal derhalve geen schadevergoedingsaspecten betrekken bij het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming. Voor het verkrijgen van een schadevergoeding staan voor klager andere wegen open. De
beroepscommissie acht de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming van € 325,= redelijk en billijk. Het beroep ten aanzien van b. zal ongegrond worden verklaard.
c.
Gelet op de omstandigheid dat de heer M. advies diende uit te brengen aan de directeur omtrent de noodzaak van voortduring van het ten aanzien van klager gehanteerde handboeienregime, acht de beroepscommissie het niet onredelijk of onbillijk dat de
directeur vanuit zijn verantwoordelijkheid voor een zorgvuldige bejegening van klager de psychiater toegang heeft verleend tot klagers cel ook al had klager aangegeven geen behoefte aan een gesprek met de psychiater te hebben. Het beroep ten aanzien
van
c. zal ongegrond worden verklaard.

d.
Hetgeen in beroep ten aanzien van d. is aangevoerd, kan niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep ten aanzien van d. zal eveneens ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. C.J.G. Bleichrodt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 23 september 2014

secretaris voorzitter

Naar boven