Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2029/GA, 19 september 2014, beroep
Uitspraakdatum:19-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2029/GA

betreft: [klager] datum: 19 september 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad,

gericht tegen een uitspraak van 15 mei 2014 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 augustus 2014, gehouden in de p.i. Almelo, zijn gehoord klager en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur en [...], juridisch medewerker, beiden verbonden aan de p.i. Lelystad.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet toekennen van een tegemoetkoming voor studiekosten.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en aan klager een tegemoetkoming toegekend
van € 645,75.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beklag is gericht tegen een beslissing uit 2013. Gedurende de behandeling door de beklagcommissie werd dat beklag opeens uitgebreid met zaken uit 2012. De beklagcommissie heeft die feiten uit 2012 vervolgens in haar beoordeling betrokken. De
directeur is van mening dat de studiekosten uit 2012 zijn geregeld doordat klager deze via zijn oma heeft kunnen betalen. Er is in 2012 inderdaad over klager gesproken in het Multi Disciplinair Overleg met betrekking tot een vergoeding van
studiekosten.
De thans aan de orde zijnde klacht ziet evenwel op studiekosten in 2013 die klager niet vergoed zou krijgen. Klager is uiteindelijk in oktober 2013 overgeplaatst naar een andere inrichting. De directeur is van mening dat de beklagcommissie zich niet
had
mogen uitlaten over het al dan niet vergoeden van studiekosten uit 2012. Het onderhavige klaagschrift ziet op het niet vergoeden van examenkosten en dateert van 25 november 2013. Klager is vervolgens op eigen verzoek overgeplaatst naar de p.i. Vught.
Primair is de directeur daarom van mening dat de examenkosten vergoed zouden moeten worden door de p.i. Vught. De directeur is overigens van mening dat de inrichting de eerste aanvraag van klager om vergoeding niet goed heeft behandeld. Daarin is de
inrichting in gebreke gebleven. De directeur geeft aan dat hij het verzoek om studie- en examenkosten opnieuw zou willen beoordelen. De directeur stemt vervolgens in met het voorstel om met klager in gesprek te gaan over de vergoeding.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De eerste aanvraag voor de vergoeding van studiekosten dateert van 2012. De toenmalige directrice heeft aangegeven dat klager daartoe een aanvraag moest indienen. Die aanvraag is bij het Multi Disciplinair Overleg besproken. Vervolgens heeft klager
daar
niets meer over gehoord. Klager is (maandelijks) bij het afdelingshoofd geweest en heeft met hem gesproken over die vergoeding. Na ongeveer een jaar heeft klager een gesprek gehad met de directeur. Die zei dat hij van niets wist. Daarom heeft klager op
19 juli 2013 een nieuwe aanvraag ingediend. Klager had eerder besloten geld te lenen van zijn familie. Hij kreeg vervolgens van de directeur te horen dat hij niet in aanmerking kwam voor een vergoeding, omdat een en ander al betaald was. De
examenkosten
waren toen nog niet betaald. Klager heeft dat examen gedaan en ook gehaald. Vervolgens is hij overgeplaatst naar de p.i. Vught. Hij heeft toen nogmaals gevraagd hoe het zat met de studiekosten en kreeg toen te horen dat die kosten niet vergoed zouden
worden. Daarop heeft hij een klacht ingediend. De eerste aanvraag zou immers wel gehonoreerd worden. De door klager gemaakte examen- en studiekosten bedroegen tezamen € 645,=.

3. De beoordeling
De beroepscommissie merkt als eerste op dat in het verslag, dat naar aanleiding van de behandeling ter zitting van 5 augustus 2014 is opgemaakt, ten onrechte niet staat vermeld dat klager ter zitting is verschenen. Zoals hiervoor uit de standpunten
blijkt, is klager ter zitting aanwezig geweest en heeft hij zijn standpunt uitdrukkelijk naar voren gebracht.

Ten aanzien van het beroep van de directeur overweegt de beroepscommissie het volgende.
Uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht en uit de inhoud van het procesdossier wordt voldoende duidelijk dat de beklagcommissie heeft geoordeeld over een feitencomplex dat geen onderdeel uitmaakte van de door klager ingediende klacht. De
beklagcommissie oordeelt over de vraag of over 2012 studiekosten hadden moeten worden vergoed, terwijl de klacht ziet op een vergoeding van studiekosten in 2013. Voor zover klager heeft bedoeld te klagen over het niet vergoeden van gemaakte
studiekosten
over 2012 geldt dat dit onderdeel van de klacht niet tijdig is ingediend. Klager had daarom in zoverre niet mogen worden ontvangen in zijn beklag. Alleen al om die reden kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven, dient het beroep
van
de directeur gegrond te worden verklaard en moet klager alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard in dat onderdeel van het beklag.

Ten aanzien van de klacht over het niet vergoeden van studiekosten over 2013 geldt dat de eerdere, ten aanzien van een verzoek om tegemoetkoming van studiekosten over 2012, door de directeur gedane toezegging niet ziet op een vergoeding van de
studiekosten over 2013. Gelet daarop dient dit onderdeel van het beklag ongegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag ten aanzien van het niet toekennen van een vergoeding voor in 2012 gemaakte studiekosten en
verklaart het beklag voor het overige alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem - Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 19 september 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven