Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2812/GV, 18 september 2014, beroep
Uitspraakdatum:18-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2812/GV

betreft: [klager] datum: 18 september 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 31 juli 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman mr. R.J. Pardijs, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft in zijn beroep aangevoerd in zijn verzoek om strafonderbreking een duidelijke aanleiding beschreven te hebben. Klager kan zich niet voorstellen dat er geen aanleiding is gevonden om strafonderbreking te verlenen. Daarnaast meent klager dat
de selectiefunctionaris vanuit de inrichting verkeerd is geïnformeerd. Klager houdt zich inmiddels al minimaal drie maanden aan alle afspraken die hij heeft gemaakt met medewerkers van de inrichting. Men heeft op 9 april 2014 inderdaad éénmalig (niet
tweemaal) een telefoon aangetroffen en hiervoor is klager disciplinair gestraft. Klager is van mening dat hij door middel van de disciplinaire straf en het feit dat zijn verlofaanvraag ook is afgekeurd inmiddels wel voldoende is gestraft. Daarnaast
verdient men toch een tweede kans, zeker gezien het feit dat klager zich na deze fout goed heeft hersteld en zich aan alle afspraken en regels houdt die er voor hem gelden. Met het punt dat klager de aard van de relatie niet heeft aangetoond is hij het
niet eens. Klager heeft bij de aanvraag diverse bewijsstukken geleverd en men kan natrekken dat zijn vriendin regelmatig op bezoek komt in de inrichting, dat zij regelmatig met klagers zoon de vader kind dag bezoekt en dat er ook bij de reclassering
bekend is dat klager op hetzelfde adres verblijf als zijn vriendin en zijn zoon.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager verzoekt om een strafonderbreking om zijn zoontje op te vangen tijdens een operatie van ‘zijn vrouw’. Gelet op de verkregen adviezen wordt geconcludeerd dat klager zich slecht aan afspraken houdt, tot tweemaal werd bij klager een mobiele
telefoon
aangetroffen. De aard van de relatie kan niet door klager worden aangetoond.
In beroep is daaraan nog toegevoegd dat de afwijzing van het verzoek om strafonderbreking in tegenstelling tot hetgeen klager beweert geen straf is, maar een gevolg van zijn eigen handelen. Ten aanzien van de relatie, zoals die in de regeling is
bedoeld, blijft de selectiefunctionaris van mening dat deze door klager onvoldoende is aangetoond. Voorts geeft de medisch adviseur een negatief advies ten aanzien van het verzoek.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyder Bos heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking vanwege het niet nakomen van afspraken (tweemaal in bezit van een telefoon).
De officier van justitie heeft niet gereageerd op het verzoek om een reactie.
De politie te Almere heeft een positief advies gegeven.
De medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft in zijn advies van 30 juli 2014 het volgende aangegeven. Op basis van de medische gegevens van de behandelend arts in het Flevoziekenhuis kan de medisch adviseur niet opmaken in
hoeverre de partner van klager niet in staat zou zijn het kind te verzorgen. De medisch adviseur acht een strafonderbreking niet geïndiceerd maar een tijdelijk verlaten van de inrichting (bezoek) aan klagers partner wel geïndiceerd op medische
gronden.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar wegens opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van zes maanden te ondergaan vanwege herroeping voorwaardelijke
invrijheidstelling. De datum van invrijheidstelling is bepaald op of omstreeks 22 mei 2015.

Op grond van artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 van de Regeling kan
strafonderbreking worden verleend voor onder meer de verzorging van een ernstig zieke levenspartner. Klager heeft aangegeven strafonderbreking te willen teneinde voor zijn zoontje te zorgen tijdens en na de operatie van zijn partner. Gelet op de
informatie van de medisch adviseur bestaat er hiervoor geen medische noodzaak.
Het beroep zal reeds hierom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 18 september 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven