Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2569/GA, 16 september 2014, beroep
Uitspraakdatum:16-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2569/GA

betreft: [klager] datum: 16 september 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Kral, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 juli 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing tot opschorting van klagers detentiefasering.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Primair wordt aangevoerd dat klager er niet van op de hoogte was dat de door hem, namens een medegedetineerde, ingevoerde
cd-hoesjes softdrugs bevatten. De betreffende medegedetineerde heeft dit bevestigd. Klager kan dan ook niet verantwoordelijk worden gehouden voor de aangetroffen softdrugs. Subsidiair voert klager aan dat hij niet eerder in verband is gebracht met
drugs. Voorts is de opgelegde straf niet conform het Drugsontmoedigingsbeleid nu klager tevens “op rood” geplaatst is voor de duur van zes weken. Hier is bij de beslissing tot opschorting van klagers detentiefasering ten onrechte geen rekening
gehouden.

Door de directeur is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. In beroep geeft klager aan dat hij de cd’s heeft ingevoerd voor een (ex-) medegedetineerde, niet wetende dat er drugs in
verborgen zaten. Eerder beweerde klager echter dat de drugs voor eigen gebruik waren. Klager verliest daarmee zijn geloofwaardigheid. Voorts is een “op rood”-plaatsing geen straf, maar het gevolg van oplegging van een disciplinaire straf. Ten slotte
merkt de directeur op dat klager niet enkel is gestraft voor een poging tot invoer van drugs, maar ook voor een poging tot invoer van € 50,=.

3. De beoordeling
Nu ingevolge artikel 15, derde lid, van de Pbw uitsluitend de selectiefunctionaris bevoegd is te beslissen over plaatsing en overplaatsing, is de beslissing tot opschorting van de detentiefasering naar het oordeel van de beroepscommissie onbevoegd
genomen. Reeds hierom zal het beroep gegrond worden verklaard en dient de uitspraak van de beklagcommissie te worden vernietigd. Het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie overweegt dat klager, op grond van het bepaalde in artikel 18 van de Pbw, rechtstreeks bij de selectiefunctionaris een verzoekschrift had kunnen indienen strekkende tot detentiefasering. Nu niet gebleken is dat klager deze procedure
heeft gevolgd, ziet de beroepscommissie geen aanleiding aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. M.M. van der Nat, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 16 september 2014

secretaris voorzitter

Naar boven