Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2181/GA, 16 september 2014, beroep
Uitspraakdatum:16-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2181/GA

betreft: [klager] datum: 16 september 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zuid van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Arnhem,

gericht tegen een uitspraak van 13 juni 2014 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 5 augustus 2014, gehouden in de p.i. Almelo, is
[...], juridisch medewerker bij de p.i. Arnhem gehoord
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de toepassing van cameratoezicht bij de tenuitvoerlegging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van drie dagen, opgelegd in verband met het vermoeden van het inslikken van
contrabande.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beroepschrift is voldoende duidelijk. Er is geen sprake geweest van cameratoezicht. In de verblijfsruimte hing wel een camera maar die stond tijdens klagers verblijf daar niet aan. De omstandigheid dat er gesproken worden van een gecontroleerde
omgeving, ziet op de toepassing van de zeef op het toilet. Indien in de inrichting cameratoezicht wordt toegepast, staat dit duidelijk vermeld in de mededeling van de beslissing. Ook wordt het toepassen van cameratoezicht bijgehouden door het
personeel.
Er zijn geen aantekeningen daarover aangetroffen.

Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 24a van de Pbw kan de directeur bepalen dat bij een gedetineerde die in afzondering verblijft, cameraobservatie wordt toegepast. Van een dergelijke beslissing dient schriftelijk mededeling te worden gedaan aan de
gedetineerde.
Uit de mededeling van oplegging van de onderhavige ordemaatregel blijkt niet dat aan klager cameratoezicht is opgelegd. Uit de inlichtingen van de directeur wordt voldoende aannemelijk dat dit cameratoezicht ook niet heeft plaatsgevonden en dat de
woorden “gecontroleerde omgeving” in de mededeling van oplegging van de ordemaatregel slaan op toepassing van de zeef om klagers ontlasting te kunnen controleren. De omstandigheid dat in de afzonderingscel een camera hing, hoeft niet noodzakelijkerwijs
ertoe te leiden dat deze toen ook daadwerkelijk opnames heeft gemaakt.
De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand blijven en het beklag dient alsnog ongegrond te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem - Broos en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 september 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven