nummer: 14/1177/GA
betreft: (klager) datum: 12 september 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.A.M. Hendrikx, namens
(...), verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 21 maart 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie De Kruisberg Doetinchem,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 15 augustus 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord namens klager mr. B.A.M. Hendrix, en (...), plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie De Kruisberg.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van veertien dagen uitsluiting van deelname aan arbeid;
b. het voorstel om de klachten in te trekken in ruil voor een bedrag van €250,=;
c. het feit dat klager geen schriftelijke beslissing heeft ontvangen van een interne overplaatsing en de interne overplaatsing zelf.
De beklagrechter heeft het beklag onder a en c ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder b, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De raadsvrouw persisteert bij hetgeen in het beroepschrift naar voren is gebracht. Met betrekking tot het beklag onder c refereert zij zich aan het oordeel van de beroepscommissie. Verder is nog aangevoerd dat de bedragen in het gesprek met het
afdelingshoofd hoog opliepen. Klager voelde zich beperkt in de mogelijkheid om nog in beklag te gaan.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur blijft bij het verweer dat voor de beklagcommissie is gevoerd. Verder is nog aangevoerd dat de directeur het afdelingshoofd had gevraagd om met klager in gesprek te gaan om met een schone lei te kunnen beginnen. Dit gesprek is samen met
een
collega gevoerd. Klager had meerdere klachten ingediend en had daarvan een aantal gewonnen bij de beklagcommissie. Hem was ook een tegemoetkoming toegekend. Het was onrustig op de afdeling en er werd veel geklaagd. De directeur wilde proberen deze
situatie met een bemiddelend gesprek op te lossen. Bij een schikking gaat het doorgaans om een pakje sjek of extra luchten of bezoek. Een geldbedrag is ook mogelijk. Het bedrag was in dit geval niet van tevoren bepaald. De directeur keek op van de
hoogte van de bedragen die zijn genoemd, maar het is onduidelijk wie wat gezegd heeft. Het was absoluut niet de bedoeling om beklag af te kopen of klager af te houden van de beklagmogelijkheid. Klager wilde uiteindelijk niet ingaan op het aanbod.
3. De beoordeling
Ten aanzien van a.
Klager heeft in zijn beroepschrift het verzoek gedaan om een piw-er als getuige te horen omdat deze kan bevestigen wat er is gebeurd op de werkzaal. De beroepscommissie wijst dit verzoek af nu de noodzaak tot het horen niet is gebleken en zij zich
voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van b.
Gelet op hetgeen ter zitting naar voren is gekomen staat voor de beroepscommissie vast dat het gesprek van het afdelingshoofd en een collega met klager waarin hem een schikkingsvoorstel is gedaan, namens de directeur is gevoerd. Er is derhalve sprake
van een beslissing van de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw waartegen beklag kan worden ingediend. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en klager zal alsnog ontvankelijk in zijn beklag worden verklaard. Nu
tevens voor de beroepscommissie aannemelijk is geworden dat er geen intentie was om het beklag af te kopen of klager tot het intrekken van zijn klachten te bewegen maar om de zaak in der minne te schikken, zal het beklag ongegrond worden verklaard.
Ten aanzien van c.
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan - voor zover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder a en c ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter ten aanzien van het beklag onder b, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. H.G. van de Bunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op
secretaris voorzitter