Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1778/TB, 12 september 2014, beroep
Uitspraakdatum:12-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1778/TB

betreft: [klager] datum: 12 september 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 14 mei 2014 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 augustus 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.L. Koets-Bolhuis, en namens de Staatssecretaris, [...], werkzaam bij de
Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar de Pompestichting te Nijmegen (hierna: de Pompestichting).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 31 maart 2006 geplaatst in FPC Oldenkotte te Rekken (hierna: Oldenkotte). Op 7 maart 2014 heeft
Oldenkotte de Staatssecretaris verzocht klager over te plaatsen naar een andere inrichting. De Staatssecretaris heeft op 14 mei 2014 beslist klager over te plaatsen naar de Pompestichting. Deze overplaatsing is inmiddels gerealiseerd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager wordt door de overheidsbeslissing tot sluiting van Oldenkotte ernstig benadeeld en hij kan dit daarom niet zo maar gelaten over zich heen laten komen. De overplaatsing heeft een enorme vertraging in zijn behandeling tot gevolg. Er was al
vertraging opgetreden bij de aanvraag onbegeleid verlof en na afwijzing daarvan werd de beschikbare tijd vervolgens te kort bevonden om het onbegeleide verloftraject in Oldenkotte te doorlopen. Daarom is besloten tot overplaatsing om via de nieuwe
kliniek een nieuwe aanvraag voor onbegeleid verlof te bewerkstelligen. Vervolgens is vertraging opgetreden bij het omzetten van de aan Oldenkotte verleende machtiging voor begeleid verlof naar een verlofmachtiging voor de nieuwe kliniek. Klager is op
20
mei 2014 overgeplaatst naar de Pompestichting en pas op 1 augustus 2014 heeft klager gehoord dat de machtiging voor het verlenen van begeleid verlof is afgegeven. Verder kan hij in de Pompestichting minder onderwijs volgen en kan hij daar geen
boekhoudkundig werk doen. Die kliniek heeft geen aanvulregeling voor niet te faciliteren dagprogramma conform zijn trajectplan. Daardoor heeft klager een inkomensdaling van meer dan 100%. Bovendien is daar sprake van personeelsgebrek waardoor mensen
die ’s morgens geen dagprogramma of therapie volgen tot 12.00 uur ingesloten worden. Klager heeft daarover beklag ingediend. Los van het feit dat klager in de Pompestichting weer opnieuw moet beginnen, zijn maanden gemoeid met het opstarten van sessies
met (vak)therapeuten die nodig zijn voor een nieuwe aanvraag onbegeleid verlof. Daarnaast mag hij in de Pompekliniek geen computer op de kamer hebben, terwijl in zijn delict-preventieketen en in de leefstijltraining computeren als adequate afleidende
activiteit is opgenomen.
Van al deze gevolgen zou geen sprake zijn geweest als niet tot sluiting van Oldenkotte was besloten. Het beroep dient daarom gegrond te worden verklaard, zodat klager vervolgens een schadeclaim bij het ministerie van Veiligheid en Justitie kan
indienen.

Er is nooit met hem gesproken over zijn wensen betreffende de nieuwe kliniek. Het ministerie wilde hem overplaatsen naar FPC De Kijvelanden, maar heeft wel geluisterd naar zijn bezwaar daartegen. Klagers voorkeur lag bij de Pompestichting.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
In verband met de aanstaande sluiting bekijkt Oldenkotte per patiënt wat het beste moment voor overplaatsing is om vertraging in de behandeling van patiënten zo veel mogelijk te voorkomen. Daar de aanvraag van een machtiging voor het verlenen van
onbegeleid verlof aan klager in april 2014 is afgewezen, is men van oordeel dat een verdere behandeling van klager in de resterende tijd van Oldenkotte geen meerwaarde meer had. De bedoeling is het verloftraject vanuit de nieuwe kliniek opnieuw vorm te
geven en de bestaande verlofmachtiging over te laten gaan op de nieuwe kliniek. Klager is in mei 2014 opgenomen in de Pompestichting en eind juli 2014 is de machtiging voor begeleid verlof vanuit de Pompestichting verleend, zodat er geen grote
vertraging is opgetreden. De Pompestichting ziet dat klager zich goed voegt en bekijkt de mogelijkheden voor plaatsing van klager op een resocialisatieafdeling.
Klager ondervindt ongemak door de overplaatsing, maar het is niet zo dat daar een financiële tegemoetkoming tegenover moet staan. De overplaatsing is, ook in klagers geval, goed voorbereid om een zo soepel mogelijke overgang te laten plaatsvinden. Het
is niet aan de Staat om een compensatie te geven voor de omstandigheid dat de Pompestichting andere regels en faciliteiten dan Oldenkotte heeft.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

In het Beleidskader Plaatsing TBS dwang 2014, versie 22 januari 2014, heeft de Staatssecretaris vastgelegd dat de tbs-gestelde regionaal wordt geplaatst tenzij er sprake is van een contra-indicatie.

De Staatssecretaris heeft de beslissing tot overplaatsing van klager genomen op basis van het overplaatsingsverzoek van Oldenkotte, dat is gebaseerd op het besluit om Oldenkotte per 1 januari 2015 te sluiten. Dit besluit is door de Staatssecretaris
genomen en maakt onderdeel uit van het Rijksbeleid om de tbs-capaciteit in overeenstemming te brengen met de behoefte aan tbs-plaatsen. Dit besluit heeft een algemene strekking en kan daarom op zichzelf niet door de beroepscommissie worden beoordeeld.
Uit het overplaatsingsverzoek van 7 maart 2014 komt naar voren dat het moment van overplaatsing van klager samenhangt met de omstandigheid dat het in Oldenkotte voorgestane verloftraject vanwege de afwijzing van de aanvraag van een machtiging voor het
verlenen van onbegeleid verlof geen doorgang meer kon vinden in Oldenkotte. Daarmee moet een spoedige overplaatsing naar een andere kliniek teneinde een zo spoedig mogelijk vervolg aan het verloftraject te geven naar het oordeel van de beroepscommissie
juist in klagers belang worden geacht. De kliniek heeft terecht kort na de afwijzing om overplaatsing van klager gevraagd. Voorts heeft de Staatssecretaris rekening gehouden met klagers wens om niet naar FPC De Kijvelanden, maar naar de Pompestichting
te worden overgeplaatst.
Het is onvermijdelijk dat als gevolg van een overplaatsing enige vertraging in de behandeling optreedt. Van de betrokken klinieken mag verwacht worden dat zij zich inspannen om de overgang van de ene naar andere kliniek zo soepel mogelijk te laten
verlopen om de vertraging in de behandeling zoveel mogelijk te beperken. Niet is gebleken dat in klagers geval sprake is van een ernstige vertraging in zijn behandeling. Na klagers overplaatsing op 20 mei 2014 heeft de Pompestichting een aanvraag van
een machtiging voor het verlenen van begeleid verlof ingediend. De machtiging is eind juli 2014 afgegeven. Namens de Staatssecretaris is ter zitting verklaard dat de Pompestichting thans de mogelijkheden bekijkt om klager op een resocialisatieafdeling
te plaatsen.

De omstandigheid dat de Pompestichting naar klagers ervaring over andere regels en faciliteiten beschikt, kan niet leiden tot het oordeel dat de Staatssecretaris klager niet naar die inrichting heeft mogen overplaatsen. De regels en faciliteiten
verschillen per tbs-inrichting. Klager kan zich voor wat betreft de gevolgen voor hem wenden tot de directie van of zijn hoofdbehandelaar in de Pompestichting dan wel de beklagcommissie bij die inrichting.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing klager over te plaatsen naar de Pompestichting, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en drs. M.R. Daniel MPM, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 12 september 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven