Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1626/GV, 30 augustus 2002, beroep
Uitspraakdatum:30-08-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1626/GV

betreft: [klager] datum: 30 augustus 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 6 augustus 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 juli 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. In de nieuwe beslissing van de Minister wordt met name ingegaan op klagers verzoekom 30 dagen strafonderbreking na de bevalling (rond 10 november 2002). De strafonderbreking voor de duur van drie dagen in verband met de geestelijke en fysieke gesteldheid van zijn levenspartner komt nauwelijks aan bod. Demotivering van de afwijzende beslissing komt vrijwel overeen met die van de eerdere afwijzende beslissing. Nieuw is het advies van het hoofd van het bureau individuele medische advisering (hierna: hoofd b.i.m.a.). Navraag doorklager bij de huisarts en andere medische instelingen leverde op dat zij niet door voormeld hoofd zijn benaderd voor informatie of advies. Klager en zijn levenspartner zijn evenmin benaderd. Klager is dan ook van oordeel dat hetmedisch advies onvoldoende is onderbouwd en op niets is gebaseerd.
Klager is nog steeds van oordeel dat hij voldoet aan de criteria die voor strafonderbreking gelden. Er is duidelijk sprake van een in ernstige psychische nood verkerende levenspartner. Klager wijst er tenslotte nog op dat deinrichting en de huisarts van zijn levenspartner zijn verzoek ondersteunen en dat de politie geen bezwaar heeft gemaakt.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Strafonderbreking kan worden verleend wanneer sprake is van individueel bepaalde, uitzonderlijke en vaak onverwachte gebeurtenis. Klagers partner is tijdens klagers detentie van klager in verwachting geraakt; van een onverwachtegebeurtenis is derhalve geen sprake. De Minister is voorts van oordeel dat niet is gebleken dat klagers partner in ernstige psychische nood verkeert. Klager geeft dit zelf ook aan, gelet op het feit dat hij de strafonderbrekingeerst na de bevalling (vermoedelijk rond 10 november 2002) wil laten ingaan.
Gelet op de uitspraak van de beroepscommissie van 12 juli 2002, nr. 02/1133/GV, heeft de Minister het oordeel ingewonnen van het hoofd b.i.m.a.. Op 26 juli 2002 berichtte dit hoofd dat er onvoldoende medische redenen zijn om klagerstrafonderbreking toe te staan.
Afgezien van het vorenstaande is de Minister van oordeel dat sprake is van contra-indicaties voor het toestaan van strafonderbreking. Klager is wegens het plegen van een zeer ernstig delict veroordeeld tot een gevangenisstraf vantien jaar. De v.i.-datum is bepaald op 8 februari 2006. Vanaf 1986 kwam klager met justitie in aanraking. Proeftijden vormden geen belemmering om te recidiveren. De Minister vreest in dit verband, ook gelet op hetgeen klager en zijnpartner in brieven over hun thuissituatie hebben opgemerkt, voor ernstige verstoring van de openbare orde en/of gevaar voor het plegen van nieuwe strafbare feiten. Het openbaar ministerie heeft negatief geadviseerd ten aanzien vanklagers verzoek.
De politie adviseerde niet, maar tegen de achtergrond van het vorenstaande mag worden aangenomen dat ook de politie bepaald geen voorstander is van klager te verlenen vrijheden.
Gelet op het vorenstaande heeft de Minister, klagers persoonlijke belang afwegend tegen dat van de samenleving, klagers verzoek om strafonderbreking afgewezen.

Op klagers eerder afgewezen verlofaanvraag – waartegen klager beroep instelde, welk beroep door de beroepscommissie bij voormelde uitspraak van 12 juli 2002 gegrond werd verklaard – waren de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Zuyder Bos te Heerhugowaard adviseerde de gevraagde strafonderbreking te verlenen. Klagers echtgenote is in verwachting en geestelijk ingestort.
Het openbaar ministerie adviseerde de gevraagde strafonderbreking niet te verlenen, met name gelet op het lange strafrestant.
De huisarts van klagers partner berichtte dat klagers partner flinke psychische problemen heeft.

In het kader van het nemen van de nieuwe verlofbeslissing heeft de Minister medisch advies ingewonnen. Het hoofd b.i.m.a. heeft op 26 juli 2002 bericht dat zij, hoewel uit de verkregen gegevens blijkt dat aan klagers partner eenkalmeringsmiddel is voorgeschreven, onvoldoende medische redenen ziet voor een strafonderbreking van klager.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van tien jaar met aftrek, wegens het medeplegen van doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 8 februari 2006.

Bij uitspraak van de beroepscommissie van 12 juli 2002, nr. 02/1133/GV, is een eerder beroep van klager, gericht tegen de afwijzende beslissing van de Minister van 31 mei 2002 op een verzoek om strafonderbreking, gegrond verklaarden is de Minister opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. Op 29 juli 2002 heeft de Minister opnieuw afwijzend beslist. Deze laatste beslissing staat thans ter beoordeling.

Op grond van artikel 34 van de regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden in depersoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
Op grond van artikel 36 juncto artikel 23 van de Regeling kan strafonderbreking eveneens worden verleend voor een bezoek aan een in ernstige psychische nood verkerende partner.
Op grond van artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking onder meer worden verleend voor het bijwonen van de bevalling van de levenspartner van de gedetineerde.

De beroepscommissie stelt vast dat klager strafonderbreking beoogt in verband met
a) de psychische gesteldheid van zijn partner en
b) de bevalling van zijn partner.

De beroepscommissie overweegt dat, gelet op het advies van het hoofd b.i.m.a., een medische noodzaak tot het verlenen van strafonderbreking ontbreekt. Met betrekking tot het verzoek om strafonderbreking in verband met de bevallingvan zijn partner kan de Minister tot weigering komen, nu deze gebeurtenis nog niet aan de orde is.
Tegen deze achtergrond is de beroepscommissie van oordeel dat de thans bestreden beslissing van de Minister niet in strijd is met de wet en evenmin als onredelijk of onbillijk dient te worden aangemerkt. Klagers beroep zal dan ookongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 30 augustus 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven