Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/1246/TA, 1 september 2014, beroep
Uitspraakdatum:01-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/1246/TA

betreft: [klager] datum: 1 september 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 maart 2014 van de beklagcommissie bij FPC Oldenkotte te Rekken, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager en het hoofd van de inrichting hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 6 augustus 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel. Klager heeft de reden
van
het niet verschijnen en zijn beroep telefonisch op 5 augustus 2014 toegelicht. Daarvan is verslag opgemaakt dat ter kennisneming aan het hoofd van de inrichting is gezonden.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het uitblijven van een volgens klager juiste behandeling van zijn problematiek.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt, zakelijk weergegeven, als volgt toegelicht. Hij krijgt geen erkenning van hetgeen in het verleden met hem is gebeurd, waardoor hij alsmaar in het verleden blijft vastzitten en
niet vooruit kan komen. Door zijn verleden in internaten en instellingen heeft hij nooit de mogelijkheid gehad en gekregen om met vrouwen om te gaan en een relatie met een vrouw aan te gaan. Zijn behandeling dient daarop gericht te zijn, maar van een
dergelijke behandeling is nimmer sprake geweest. Het verblijf in een inrichting met voornamelijk vrouwelijk personeel heeft klager dan ook als een marteling ervaren. De inrichting heeft tegenover de beklagcommissie onjuiste informatie over hem
verstrekt. Zijn behandelcoördinator in het FPC Dr. S. van Mesdag is tot de conclusie gekomen dat Oldenkotte mogelijk een verkeerde interpretatie heeft gegeven. Klager wordt in het FPC Dr. S. van Mesdag opnieuw diagnostisch onderzocht.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep verwezen naar zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie.

3. De beoordeling
Volgens de vaste jurisprudentie van de beroepscommissie (zie bijvoorbeeld de uitspraken 08/3345/TA van 1 juli 2009 en 10/668/TA van 7 juni 2010) is een vermeende schending van het aan artikel 17 Bvt te ontlenen recht op behandeling alleen beklagwaardig
als sprake is van het niet betrachten van de in artikel 17 Bvt neergelegde zorgplicht. De enkele stelling van klager dat daarvan sprake is, is niet voldoende om een klacht daarover ontvankelijk te verklaren. Indien sprake blijkt te zijn van de wijze
van
betrachten van de in artikel 17 Bvt neergelegde zorgplicht zal een klager niet-ontvankelijk worden verklaard.

De beroepscommissie is van oordeel dat in het onderhavige geval niet kan worden gesproken van het niet betrachten van genoemde zorgplicht. Op grond van de stukken is voldoende aannemelijk geworden dat de inrichting klager een behandeling als bedoeld in
artikel 1 onder u, Bvt heeft geboden. Klager beklaagt zich naar het oordeel van de beroepscommissie over de omstandigheid dat volgens hem daarbij geen sprake is geweest van een op resocialisatie en het aangaan van contact c.q. een relatie met vrouwen
gerichte behandeling. Dit betreft de wijze van betrachten van de zorgplicht met betrekking tot zijn behandeling, waarbij noch de beklagcommissie noch de beroepscommissie bevoegd is te treden in een door een inrichting voorgestane wijze van behandeling
en de wijze van uitvoering van de behandeling. Klager had daarom niet in het beklag ontvangen mogen worden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

14/1246/TA
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en drs. M.R. Daniel MPM, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 1 september 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven