Nummer: 14/2958/GB
Betreft: [klager] datum: 22 augustus 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 31 juli 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 25 augustus 2014 te melden in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel ongegrond verklaard.
2. De feiten
Op 4 augustus 2014 is klager opgeroepen zich op 25 augustus 2014 te melden in de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel voor het ondergaan van 36 dagen gevangenisstraf. Op 8 augustus 2014 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat
op
11 augustus 2014 ongegrond is verklaard.
3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is op 1 juni 2014 een eigen onderneming gestart. Hij is zich bewust van het risico dat hij heeft genomen door een eigen onderneming te starten terwijl hij nog een gevangenisstraf dient te
ondergaan. Klager heeft gekozen voor het starten van een eigen onderneming omdat de gemeente Roosendaal en Nispen hem op 23 mei 2014 een brief heeft gestuurd met daarin het voornemen hem een last onder dwangsom op te leggen van € 7500,= wanneer hij
niet voor 27 september 2014 zijn bedrijfsactiviteiten zal staken en gestaakt te houden en alle zaken die hiermee samenhangen te verwijderen en verwijderd te houden aangezien deze in strijd zijn met het bestemmingsplan. Hierna heeft klager een keuze
moeten maken tussen het starten van een eigen onderneming of het aanvragen van een uitkering. Klager heeft gekozen voor het starten van zijn eigen onderneming en heeft hierin al zijn vermogen geïnvesteerd. Hij heeft een bedrijfspand gehuurd en is
momenteel bezig met het verhuizen van zijn bedrijfsactiviteiten zodat hij voor 27 september 2014 aan de door de gemeente opgelegde last onder dwangsom voldoet. Zijn onderneming heeft slechts kans van slagen als hij zo spoedig mogelijk kan verhuizen en
omzet kan gaan draaien. Klager heeft thans geen financiële reserves meer om een periode van 36 dagen gevangenisstraf te overbruggen of een zaakwaarnemer in te huren. Hij verwijst hierbij naar bijgevoegde bankafschriften. Daarnaast lijdt klagers
vriendin, met wie hij sinds april 2014 een relatie heeft, aan steeds hevigere paniekaanvallen en heeft zij een aandoening aan een zenuw in haar rechterarm. Zij heeft klagers hulp nodig. Haar zoontje heeft NLD en DCD en kan geen afstanden zien. Vanaf 24
augustus 2014 start zijn school weer en klager zal hem moeten halen en brengen. Dit zal structureel door dezelfde persoon moeten gebeuren. Er is verder niemand in de omgeving die dit kan overnemen. Wanneer klager alles in zijn onderneming op orde heeft
en zijn vriendin aan de beterende hand is, kan hij zijn detentie ondergaan. Het ontvangen van een starterslening gaat minimaal drie maanden duren, in die periode moet klager hard werken. Klager verzoekt in zijn bezwaarschrift om uitstel van zijn
meldplicht tot in de wintermaanden.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Voorop moet worden gesteld dat de gevolgen van een vrijheidsstraf voor rekening en risico komen van de veroordeelde. Om deze reden, en om de capaciteit binnen het
gevangeniswezen zo efficiënt mogelijk te benutten, is de selectiefunctionaris slechts in uitzonderlijke omstandigheden bereid om uitstel te verlenen. Op 30 juli 2014 heeft klager schriftelijk verklaard gevolg te zullen geven aan een oproep zich te
melden. In het verlengde daarvan heeft klager op 4 augustus 2014 een oproep ontvangen om zich op 25 augustus 2014 te melden. Klager werd op 27 mei 2014 veroordeeld en is sindsdien bekend met de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de opgelegde
gevangenisstraf. Klager heeft willens en wetens het risico genomen om te belanden in de situatie waarvan thans sprake is door een onderneming te starten terwijl hij wist dat hij nog een gevangenisstraf diende te ondergaan. Afgezien daarvan
veronderstelt
de selectiefunctionaris dat klager in het kader van een goede bedrijfsvoering te allen tijde maatregelen heeft genomen en voorzieningen heeft getroffen ten behoeve van de continuïteit van de onderneming. Uit de – in het kader van het door klager
ingestelde beroep –overgelegde stukken blijkt dat de door hem gemaakte overtreding ten grondslag ligt aan de noodzaak tot het per 1 juni 2014 starten van een eigen onderneming. Klager is zelf verantwoordelijk voor de consequenties hiervan. Omtrent
hetgeen klager heeft aangevoerd ten aanzien van de medische problemen van zijn vriendin stelt de selectiefunctionaris dat reeds in een eerder stadium sprake moet zijn geweest van getroffen voorzieningen. Zijn vriendin heeft namelijk medische klachten
sinds augustus 2013 en klager en zijn vriendin hebben sinds april 2014 een relatie.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de p.i. Krimpen aan de IJssel is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.
4.3. Klager heeft verzocht om uitstel van zijn meldplicht tot de wintermaanden in verband met de situatie omtrent zijn onderneming en de zorg voor zijn vriendin en haar zoontje. De beroepscommissie is van oordeel dat klager – gezien zijn
veroordeling
van 27 mei 2014 – ten tijde van het starten van zijn onderneming op 1 juni 2014 bekend was met de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de 36 dagen gevangenisstraf. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat klager op 30 juli 2014 schriftelijk heeft
verklaard
gevolg te zullen geven aan een oproep om zich te melden voor het ondergaan van 36 dagen gevangenisstraf. Tevens was klager op 1 juni 2014 op de hoogte van een aantal openstaande zaken waarvoor hij gedagvaard is en waarbij de kans bestaat dat aan klager
een gevangenisstraf wordt opgelegd. Hetgeen klager heeft aangevoerd ten aanzien van de medische problemen van zijn vriendin en de daarmee samenhangende zorg over haar en haar zoontje geven voorts onvoldoende aanleiding tot het verlenen van uitstel. Er
is sprake van een al langer gaande problematiek rondom klagers vriendin en zoontje en niet in te zien is hoe een uitstel van een tenuitvoerlegging enig oplossend effect zal hebben daarop. De beroepscommissie is van oordeel dat klager voldoende
gelegenheid heeft gehad om hierop te anticiperen. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van I.J.M.W. van der Sanden, secretaris, op 22 augustus 2014.
secretaris voorzitter